Het ongelofelijke belang van eerste zinnen

Als je iemand vraagt wat hij of zij moeilijk vindt aan schrijven, hoor je vaak: hoe je moet beginnen. Ik herken dat wel, dat je veel te lang voor je papier of scherm zit te denken over de eerste zin, en alles wat in je hoofd opkomt vind je steeds niet goed. Het scherm blijft leeg, je komt niet op gang. Voor je het weet ben je opgestaan om een kopje thee te maken of uit het raam te gaan staren. Hoe komt dat eigenlijk? En wat is eraan te doen?

Kinderen die in de laatste tien minuten van een taalronde, na uitgebreide oriëntatie op het schrijfonderwerp, beginnen te schrijven, denken er niet zo over na. Ze duiken op hun blaadjes en beginnen gewoon. Dat erop duiken is altijd het eerste overtuigende effect van de werkwijze. Geen gekauw op potloden, geen wanhopig rondkijken. En dus ook geen nadenken over de eerste zin. Vaak komt die eerste zin vanzelf, omdat je opschrijft wat je net hebt verteld, en omdat teksten in taalrondes vaak vertellingenzijn. Die beginnen bijna op natuurlijke (= nauwelijks overdachte) wijze met een oriënterende zin, zie tekst hierboven: ‘Een keer zag ik een hond.’

Toch is het de moeite waard om zo’n ‘natuurlijke’ eerste zin eens nader te bekijken. Eerste zinnen zijn niet voor niets een struikelblok voor veel schrijvers. Ze zijn bepalend voor de tekst die erop volgt. ‘Een keer zag ik een hond’ –  en toen? wat gebeurde er, wat deed die hond? vraagt de lezer zich af. Je weet als lezer eigenlijk al bijna zeker dat de verteller iets meemaakte met die hond en dat je daarover gaat lezen. Als je als eerste zin leest: ‘De hond (Canis lupus familiaris) is een roofdier uit de familie van de hondachtigen’,denkt de lezer: zo, interessant, wat kom ik hier te weten over honden? Het zal hier zeker niet gaan over een gebeurtenis, maar waarschijnlijk over soorten honden en hun eigenschappen.

Aandacht voor eerste zinnen leidt als vanzelf tot aandacht voor genres. Het kan een goede focus zijn voor het bekijken van voorbeeldteksten: als je de eerste zin van deze tekst leest, weet je dan al iets over hoe de tekst verder zal gaan en wat het doel van de tekst is? Hoe gaan we dat zelf ook zo doen in onze eigen teksten?

Eerste zinnen voorspellen het genre en zetten de toon. Enkele voorbeelden uit echte kinderteksten:

  • Een juf is iemand die voor de klas staat (beschrijving)
  • Een vulkaan is een berg met een krater waar lava uit komt (beschrijving)
  • 1000 jaar geleden waren de middeleeuwen (historische beschrijvingof verslag)
  • Ik heb eens een keer een rog geaaid en ik ga vertellen hoe dat moet (procedure)
  • Ik vind het onzin dat ik de tafel moet dekken en mijn zusjes niet (betoog)
  • Er was eens een ridder die bij een hol van de draak stond (verhaal)
  • Ik ging een keer met een vriendin naar Nemo (vertelling)

Lees hieronder het vervolg van enkele van deze eerste zinnen:

   

Het is niet alleen leerzaam om je als leerkracht eens te verdiepen in hoe verschillende soorten teksten eigenlijk beginnen en wat het effect daarvan is, maar ook heel leuk om daar nu en dan met je leerlingen over te praten als je bezig bent met schrijfonderwijs. Nog heel onlangs woonde ik in een groep 6 een taalronde bij over ‘een keer dat je laat naar bed ging of ’s nachts wakker werd’. Na een levendige vertelronde gingen we schrijven. We bekeken eerst op het digibord een tekst uit De GVR van Roald Dahl:

‘Wat maakt deze tekst zo spannend?’ vraagt de leerkracht. De eerste zin al, vinden we: ‘Sofie kon niet slapen.’ Maar ook: de hele kleine dingetjes die heel precies beschreven worden. ‘Details’, zegt een kind. Die manestraal die precies op het kussen schijnt. Een ander kind weet zeker dat er ook iets kraakte in de tekst – we gaan zoeken en merken dat er eigenlijk helemaal geen geluid beschreven wordt. De tekst gaat zinnen lang over hoe er nietste horen is: geen stemmen, geen voetstappen, geen auto’s. Dat geeft veel meer gevoel voor de stilte dan als er alleen had gestaan ‘Het was heel stil’.  ‘Denk goed na hoe je met je tekst gaat beginnen,’ zegt de juf. ‘Zorg dat je niet meteen alles verklapt.’ De kinderen gaan geïnspireerd aan het schrijven.

Om beurten lezen we na een paar minuten schrijven onze eerste zinnen voor. De leerkracht heeft de opdracht gegeven om heel goed naar die eerste zinnen te luisteren en te bedenken welke zinnen je benieuwd maken naar het vervolg van de tekst. Dat levert een mooi gesprek op over hoe het eigenlijk spannender is als de eerste zin helemaal niet over de belangrijkste gebeurtenis van de tekst gaat. Dat je nog even wacht met daarover te vertellen. De meeste kinderen zitten met hun eerste zin al op een spoor. We kunnen later de teksten bespreken op de kracht van de eerste zinnen en elkaar helpen om ze te versterken.

Hieronder puntsgewijs wat gedachten over eerste zinnen in het kader van goede schrijflessen.

Eerste zinnen die een heel verhaal zijn

Op mijn verjaardag kreeg ik als cadeau geld van mijn vriend

In jonge groepen is het soms al heel wat als kinderen één zin schrijven. Dat is dan de eerste en tegelijk de laatste zin, zie het voorbeeld hierboven. In de zin zit het hele verhaal ingepakt. We moeten het verhaal alleen nog uitpakken. Dat gebeurt al pratend. Wat gebeurde er nou eerst? Op welk moment gaf je vriend jou dat geld, hoe deed hij dat, wat zei hij? Zag je meteen hoeveel het was? Samen bedenken we een of twee zinnen die er nog tussen kunnen. Het verhaal wordt er spannender en beeldender van.

Een tekst die uit 1 zin bestaat

Ik liep op de gang…

Sommige kindervertellingen lijken geen eerste zin te hebben omdat ze uit 1 hele lange samengestelde nevenschikkende zin bestaan met heel veel ‘en’ tussen de zinsdelen. Er is dan discussie mogelijk over een verdeling in losse zinnen. ‘Ik liep op de gang’ als eerste zin? Of: ‘Ik liep op de gang en mijn poes lag heel erg goed verstopt’? Het eerste geeft meer spanning. Niet alles meteen weggeven. Hoe vaker je met kinderen op die manier over hun teksten praat, hoe taal- en tekstvaardiger ze worden.

 Hoe helpen aangereikte eerste zinnen beginnende schrijvers?

Op een dag ging ik iets leuks doen met mijn moeder (Uit: Joke van Leeuwen, Toen ik)

Het kan beginnende schrijvers erg helpen om een eerste zin aangereikt te krijgen. Al moet je daar voorzichtig mee zijn; het moet altijd mogelijk blijven om zelf een betere eerste zin te bedenken. ‘Ik keek uit mijn raam en ik zag….’ is een beetje saai als verplicht begin. Het stuurt teveel en lijkt een invuloefening.

Het kan goed werken om een interessante eerste zin uit goede jeugdliteratuur te halen, zoals uit het fragment hierboven van Joke van Leeuwen: ‘Op een dag ging ik iets leuks doen met mijn moeder’. Dat geeft tal van mogelijkheden voor het vervolg en zet de toon voor een vertellend/verhalend genre. Onzekere schrijvers kunnen veel houvast hebben aan zo’n beginnetje.

‘Literaire’ eerste zinnen

‘Joepi, eten!’ zegt Bobbie.

Het is heel leuk om in je groep alle individuele leesboeken tevoorschijn te halen en in de kring alle eerste zinnen te laten voorlezen en te vergelijken. Kinderen die veel lezen snappen soms al vanzelf dat je met een eerste zin onmiddellijk in een verhaal terecht kan komen, en dat het niet nodig is om eerst alles uit te leggen (in de trant van ‘We waren met mijn vader en moeder en mijn zusje en mijn twee neefjes en de buurvrouw en haar dochter naar een pretpark’). Je kunt bijvoorbeeld beginnen met iets dat iemand zegt. Zie bovenstaand verhaal door een zesjarige: ‘Joepie, eten! zegt Bobbie’. Kinderen die minder lezen kunnen hier ook achter komen, door het lezen op school bij de schrijfles te betrekken, en te ontdekken wat het effect is van allerlei soorten eerste zinnen.

 Eerste zinnen van feitelijke genres

De watersnoodramp was een hele erge ramp in de geschiedenis van Nederland

Als je de eerste zin moet bedenken van een feitelijke, informatieve tekst, moet je heel anders denken. De eerste zin moet meteen duidelijk maken waar de tekst over gaat. Dat lijkt makkelijker dan het is. Bij een feitelijke beschrijving of verklaring kan het handig zijn om eerst eens te bedenken wat je onderwerp ‘is’ of ‘was’: ‘De watersnoodramp waseen hele erge ramp,’ bijvoorbeeld.

Vanuit zo’n basiszin, die het feitelijke onderwerp vaststelt, kan je de zin best een beetje uitbreiden, door te bespreken: hoezo was het een ramp, wanneer gebeurde die ramp, kunnen we nog iets toevoegen over wat voor soort ramp het nu was of voor wie het een ramp was? Dat kan leiden tot ‘De watersnoodramp was een hele erge ramp in de geschiedenis van Nederland’, zoals in de tekst hierboven. Dat zegt al veel meer.

Stapsgewijs een eerste zin uitbreiden tot hij goed is, kan je samen met de groep proberen, en dan ieder voor zich met een eigen onderwerp. Een geweldige oefening in het bouwen en uitbreiden van zinnen, zie ook mijn eerdere blog hierover. De volgende stap kan zijn: bespreken wat er nu op die eerste zin kan volgen. Nog iets meer in het algemeen over de ramp? Of gelijk overstappen naar de oorzaken?

Het verschil tussen titels en eerste zinnen

Je hart is een belangrijke spier die je heel erg nodig hebt

Titels en eerste zinnen kunnen dicht bij elkaar liggen.  Je kunt een titel bedenken die de inhoud van de hele tekst weergeeft: ‘De werking van het hart’. Of in vraagvorm, zoals in de tekst hierboven: ‘Hoe werkt je hart en waar is het voor?’ of in de eerdere tekst over het beroep ‘juf’: ‘Wat doet een juf.’ De lezer weet dan al waar de tekst over zal gaan. Vervolgens moet je toch nog een eerste zin bedenken. Een feitelijke tekst moet beginnen met het belangrijkste feit. Zoals hier: ‘Je hart is een belangrijke spier die je heel erg nodig hebt.’ Daarna volgen de details. Het is interessant om eerste versies van teksten hierop te bespreken met kinderen: wat is het belangrijkste feit en wat zijn de details? Klopt de volgorde in je tekst? Het spreekt vanzelf dat kinderen dit alleen kunnen bedenken als ze voldoende kennis hebben opgedaan van het betreffende onderwerp.

 De lezer aanspreken in de eerste zin

Wil je meer weten over Saturnus?

Vaak spreken kinderen een lezer direct aan in de eerste zin van een feitelijke tekst. Soms in vraagvorm: ‘Wil je meer weten over Saturnus?’ Dat kan een effect zijn van spreektaalgebruik, waarbij je je inbeeldt dat je een soort spreekbeurt houdt met een luisterend publiek. Maar het kan ook een gevolg zijn van de toon van veel informatieve jeugdliteratuur. Daarin worden kinderen vaak direct aangesproken, waarschijnlijk met het idee dat ze zo meer betrokken raken bij de tekst. Het komt dan ook een beetje kinderlijk over. Maar het werkt ook wel verlevendigend. Hierover kan je met kinderen praten, het gaat dan over de ‘toon’ van de tekst: voor welke lezer is de tekst bedoeld en met welk taalgebruik bereik je bij die lezer het beste het doel? Samen alternatieven bedenken en het effect bespreken is een geweldige oefening in taal- en tekstgevoel.

Als je geïnteresseerd bent in de maan, lees dan deze tekst

Eerste zinnen van inleidingen en paragrafen

Feitelijke genres hebben vaak een inleiding, die in algemene zin iets zegt over het onderwerp en de informatie die de tekst gaat geven. Het kan de moeite waard zijn om een tijdje te werken aan het schrijven van inleidingen op feitelijke teksten, door samen hardop denkend eerste zinnen van zo’n inleiding te bedenken en door eerste versies op dit punt met elkaar te vergelijken, zoals in onderstaande afbeeldingen te zien is op een digibord.

Vergelijking van inleidingen van teksten over beroepen uit de middeleeuwen

Kinderen beginnen hun inleiding vaak met ‘In deze tekst kom je meer te weten over…’. Dat is begrijpelijk, als je nog nooit over inleidingen hebt nagedacht en de juf heeft gezegd dat je in een inleiding schrijft wat je in de tekst te weten gaat komen. Het kan een goed uitgangspunt zijn voor het zoeken naar alternatieven. En een van de beste manieren daarvoor is het bekijken van bestaande inleidingen van teksten over vergelijkbare onderwerpen. Op grond daarvan kan een leerkracht samen met kinderen alternatieve eerste zinnen van inleidingen formuleren, die opschrijven en daaruit kiezen. Zo raken kinderen geleidelijk ‘ingewijd’ in het schrijven van goede inleidingen.

In de middeleeuwen was jagen een veelgebruikte hobby bij adellieden.
Eerste zinnen van biografie over Rembrandt

Eerste zinnen van waarderende genres

Hoe begin je met een tekst waarin je je mening over iets geeft en onderbouwt (betoog)? Ik zou zeggen: gelijk met je mening. Zoals hieronder dus: ‘ik vind dat plastic kan stoppen’? In elk geval moet het standpunt van de schrijver bij een betoog duidelijk en sterk overkomen. De zin waarin het standpunt staat is dus de belangrijkste zin. Je kunt erover discussiëren of het ook de eerste zin moet zijn. Misschien is het handig om even kort de context te benoemen of de kwestie te schetsen waar je standpunt mee te maken heeft. Wat is er aan de hand met plastic? Hoezo kan je hier een mening over hebben? Dat zou kunnen leiden tot een zin als: ‘Plastic is een gevaar voor het milieu omdat het niet afgebroken kan worden.’ of: ‘De plastic soep vervuilt de oceanen.’ In de tekst hieronder zou de alinea die begint met ‘Wist je dat als je een flesje op straat gooit…. ‘ heel goed als eerste zin kunnen dienen. De alinea geeft duidelijk het probleem aan. En dan daarna het standpunt erin knallen.

Ik vind dat plastic kan stoppen want:

Om beslissingen te kunnen nemen over goede eerste zinnen van een betoog, is het essentieel om over de inhoud te praten. Wat vind je nu eigenlijk, hoezo vind je dat, en hoe zou je een argeloze lezer, die er nog nooit over heeft nagedacht, het beste mee kunnen krijgen? Hoe betrokkener je bij het onderwerp bent, hoe bevlogener je erover zult kunnen schrijven, zoals Daaf in onderstaande tekst. Zijn eerste twee zinnen geven op een bondige manier zowel de kwestie aan (het vuurwerkverbod) als zijn tweeledige standpunt: 1) ik vind het zo ontzettend jammer, en 2) het probleem wordt alleen maar verplaatst. Daarna volgen de argumenten en toelichtingen daarop.

Ik vind het zo ontzettend jammer dat vuurwerk misschien verboden wordt

Wat moet je weten en kunnen als leerkracht?

Aandacht voor eerste zinnen (en over de verdere structuur van teksten) geeft mooie kansen om in alle groepen te praten over keuzes die een schrijver kan maken en de effecten die dat heeft. Als leerkracht kan je samen met kinderen hardop denken over zulke keuzes, en deze vergelijken met de gemaakte keuzes in allerlei soorten teksten. Kennis en bewustzijn van verschillende genres is daarbij onmisbaar.

 

Hoe was het weer daar?

 

Zoals gewoonlijk bij de start van dit schooljaar weer een post over vakantieschrijven. De vakantie blijft een populair schrijfonderwerp, en in plaats van het weg te zetten als saai vind ik het een uitdaging om er steeds weer andere (interessante, leerzame) invalshoeken voor te bedenken. Je kunt hier en hier lezen wat dat eerder al opleverde. Wat kunnen we dit jaar weer eens doen? Beginnen bij mijn eigen associaties werkt altijd goed. Ik denk meteen aan al die hittegolven in Europa, en aan de opwinding die ze opriepen. En aan de neiging van mensen om tijdens de vakantie alsmaar met het weer bezig te zijn. Honderd keer per dag de buienradar bekijken, ook die van je woonplaats, waar je zelf helemaal niet bent.

Praten over het weer, saaai. Schrijven over het weer in de vakantie, ook saai? Net als andere doodgewone dingen kan ook het weer interessant worden als je op details inzoomt, scherp observeert en nagaat welke associaties en vragen dat bij je oproept. Van het weer merk je pas echt iets als het ineens verandert of als het je dwarszit. Dan gebeurt er iets en dat moment of die gebeurtenis kan je beschrijven.

We lopen op het strand in de zon en zien in de verte grijze wolken hangen. Onder de wolken hangt een soort grijs gordijn naar beneden, dat lijkt wel regen. Gaat het dichterbij komen of waait het juist van ons weg? Moeilijk te zeggen. We lopen vrolijk kletsend verder. Als we nog eens omkijken is dat gordijn wel erg dichtbij gekomen ineens. Ik voel een druppel, een dikke ook nog. O jee, geen regenjas meegenomen. Niks waterdichts aan. Nog een druppel, een donkere plek op mijn broek. Ik zet mijn zonnehoedje op, maar dat helpt al niet meer. De druppels knallen op mijn hoofd, ik voel ze dwars door het hoedje als waterbommetjes neerkomen. Boven ons is de lucht grijs geworden. Gaan we terug of juist doorlopen? Een hardloper komt ons tegemoet rennen, in een kort broekje, hij lijkt zich niks aan te trekken van de regen.

Schrijven over momenten en situaties is een belangrijk onderdeel van wat je ‘literair’ schrijven kan noemen. Je kunt zo’n moment in één zin beschrijven: we liepen op het strand en het ging regenen. Maar dat is nou niet echt interessant. Probeer terug te denken aan het moment en aan alle piepkleine dingetjes die je waarnam. Wat zag je, wat voelde je, wat hoorde je? Waar leek het op en wat kwam er in je hoofd op? Hoe kan je dat zo precies mogelijk benoemen?

Het kan een leuke schrijfoefening zijn om met kinderen steeds preciezer en beeldender te schrijven over waarnemingen van het weer. Hoe je dat kunt doen: in de groep eerst een kriskras vertelronde over ‘weer-momenten’. Dan individueel een lijstje maken van zulke momenten die je je herinnert uit de vakantietijd. Eentje daaruit kiezen en hierover met de hele groep een geleide associatie doen. De leerkracht stelt vragen naar zintuiglijke waarnemingen tijdens het moment: wat zag je vlakbij je? Wat zag je verder weg? Welke geluiden hoorde je? Welke kleuren waren er? Wat rook je? In welke lichaamsdelen voelde je iets en wat? Wat deed iemand die er ook bij was? Wat veranderde er en hoe? Wat zei iemand en wat ging er door jouw hoofd? Alle kinderen schrijven voor hun eigen weer-moment hun associaties onder elkaar op een blaadje. Die woorden kunnen ze later gebruiken als ze hun tekst gaat schrijven.

Er was keiharde wind en regen. Ik rilde letterlijk en het voelde alsof de wind mij kwam halen er was zoveel regen dat ik TV ging kijken. Ik zette de TV aan alles was in het Arabisch maar ik kon het een beetje verstaan. Na een uurtje of twee was de regen voorbij, toen ik uit het raam ging kijken was de regen voorbij (eindelijk dacht ik in mezelf) maar toen ging het weer regenen en ik had het weer koud. Opa en oma zeiden dat de regen wel een tijdje door zal gaan, en ik zat lekker op de bank met de TV aan en een dekentje omdat ik het een beetje koud had. De regen was eindelijk voorbij opa en oma hadden gelijk de regen zal echt een tijdje duren, het duurde lang voordat de regen helemaal was opgedroogd. Maar aan alles komt een einde zelfs aan de keiharde regen van Marokko.

(Tekst groep 7)

Je kunt proberen jeugdliteratuur hierbij in te zetten als schrijfondersteuning: een passend fragment zoeken waarin een weer-moment beschreven wordt door een schrijver. Dat samen hardop lezen. Bijvoorbeeld dit fragment uit ‘Drie Japies’ van Els Pelgrom (1992):

 

Uit het fragment kan je mooie zinnetjes kiezen om in de groep te bespreken. Zinnetjes die maken dat je het je helemaal kunt voorstellen. Kunnen we samen proberen (op het digibord) ook zulke zinnetjes te maken?

Het ruiste in de bomen. Het tikte op de houten vloer van de muziektent.> welke woorden kunnen we bedenken voor de wind- of regengeluiden in onze tekst?

Even werd het stuk loodgrijze lucht tussen de bomen geel verlicht. > in plaats van ‘de lucht’ staat hier: ‘het stuk loodgrijze lucht tussen de bomen’. Kan je ook proberen aan het woord ‘lucht’ woorden toe te voegen die beter beschrijven wat en waar je precies iets zag van die lucht?

Als een gordijn viel de regen recht omlaag.> kan je ook proberen om iets wat je zag te vergelijken met iets anders, zoals in ‘als een gordijn’?

‘Ik wil lekker nat worden,’ zei Zwaantje. ‘Een beetje nat is niet erg,’ vond Ricardo. > was er een gesprekje op jouw moment en kan je dat weergeven? Zoals je in het fragment leest hoeven het maar twee regels te zijn.

Op deze manier krijgen kinderen concrete voorbeelden van hoe ze hun tekst beeldender kunnen maken. Dit kunnen ze vervolgens in tweetallen zelf doen, door samen de eerste versies te lezen en enkele zinnen uit te breiden met meer details. Een mooie zinsbouw-oefening, en nog close reading ook!

Tekenen kan het proces ook ondersteunen – en niet alleen voor jongere kinderen. Kan je tekenen wat er in je tekst gedetailleerd beschreven staat? Krijg je door het tekenen misschien nog beter voor ogen hoe het ging? Ook een goed idee: eerst tekenen, dan vertellen, dan schrijven, dan de tekening aanvullen.

Tot zover het schrijven over ‘weer-momenten’ in de vakantie. Het kan ook heel anders, schrijven over het weer. Je kunt je afvragen hoe het eigenlijk werkt, dat weer. Hoe komt het dat het vandaag 10 graden kouder is dan gisteren, terwijl we dezelfde zon boven ons zien stralen? Hoe ontstaat een hittegolf, onweer of een tornado? Dat is iets om uit te zoeken. Je weet het niet zomaar. Eerst lezen dus, zoeken op internet, les krijgen, informatieve filmpjes bekijken. Erover praten. Vervolgens voorbeelden krijgen van hoe je de opgedane kennis in een tekst kunt omzetten.

Over de vele manieren waarop je over het weer kunt schrijven heb ik in mijn boek ideeën opgenomen die ik hieronder weergeef. Om uit te kiezen en, al dan niet meteen na de vakantie, mee te experimenteren.

Thema: het weer
Genregroep Genre en doel Mogelijke tekstsoorten en schrijfonderwerpen
 

 

 

Verhalende genres

 

Vertelling

Reeks gebeurtenissen uit persoonlijke ervaring vertellen.

 

Eigen ervaringen:

Dingen die je gedaan hebt tegen de regen.

Momenten dat je merkte dat het weer veranderde.

Een keer dat het heel erg warm was.

 

Verhaal

Een onderhoudend verhaal vertellen over een reeks gebeurtenissen en hierop eventueel reflecteren.

 

Een verhaal waarin storm een probleem veroorzaakt.

 

Feitelijke genres

 

Verslag

Chronologisch en objectief beschrijven van een proces of een onderzoek

 

Historisch verslag van de Watersnoodramp in 1953.

De ontdekking van de luchtdruk.

 

Beschrijving

Verschijnsel specificeren en classificeren

 

Weersverschijnselen beschrijven.

Onderzoek naar hoe het weerbericht gemaakt wordt.

Welke klimaten heb je op de wereld?

Welke soorten wolken heb je?

Procedure

Instrueren en beschrijven hoe je iets moet doen

Instructie voor wat je kunt doen om je huisdier tegen de warmte te beschermen.

Instructie voor hoe je met een paraplu kunt fietsen.

Spelregels voor een waterspelletje met plassen op het schoolplein.

Verklaring

Een verschijnsel verklaren en interpreteren: oorzaken en gevolgen beschrijven.

 

Verklaring en grafisch model van de kringloop van water.

Uitleg over het ontstaan van wind.

Hoe ontstaat een orkaan?

Waardoor verandert het klimaat?

 

Oproep/verzoek

Een doelgroep motiveren of verzoeken om iets te doen

Advertenties voor te klein geworden regenkleding

Verzoek aan de directeur om bij regen binnen te mogen blijven/ buiten te mogen spelen.

Evaluerende genres

 

Beschouwing

Kritisch kijken naar teksten.

Een kwestie vanuit een of meer gezichtspunten onderzoeken.

 

Kwesties

Mogen kinderen bij alle soorten weer buitenspelen?

Moeten kinderen bij hitte of vorst vrij krijgen?

 

 

 

Betoog

Standpunt met argumenten onderbouwen.

 

Respons

Reageren op een cultuuruiting

Recensie van een film/boek over een weerverschijnsel zoals de watersnoodramp.

Bespreking van een spreekbeurt over een onderwerp rondom het weer.

 

Infographics zijn de nieuwe posters

Op mijn middelbare school was een geschiedenisleraar die een nieuwe aanpak met ons uitprobeerde. Hij deed met ons ‘projectonderwijs’, en ik heb altijd onthouden dat we daarbij in groepjes een ‘poster’ moesten maken. Het ging over absolutisme, en ik maakte een tekstje over Filips de Tweede, met een nagetekend plaatje erbij. Het kwam met behulp van een lijmstift op de poster, die al leeg aan de muur hing te wachten op inhoud. We vonden het leuk om te doen. Sowieso waren posters toen heel hip, je kon ze overal kopen om aan de muur van je tienerkamer te hangen, meestal met popsterren of psychedelische voorstellingen. Wat het idee eigenlijk was van die posters over geschiedenis in het klaslokaal snapte ik toen niet.

Vanaf die tijd is de poster begonnen aan een zegetocht door het onderwijs. Overal waar leraren hun leerlingen iets zelf lieten uitzoeken, gaven ze als opdracht een poster te maken van de resultaten. Zichtbaarheid in de klas leek het voornaamste motief. Hoe je het precies moest aanpakken, dat werd in de geest van de tijd geheel aan leerlingen zelf overgelaten. Maak er iets leuks van, was denk ik de verstgaande vorm van instructie. En tot op vandaag zie ik dit in talloze klaslokalen nog precies zo gebeuren. Zelfs in het digitale tijdperk, waar kinderen volop knutselen met powerpoints, zijn posters nog een veelgebruikte vorm voor de presentatie van opgedane kennis over een onderwerp.

Dat is ook een vorm van luiheid. Jongens, hier heb je een vel papier, knutsel er maar lekker mee. Wat je dan vaak krijgt is zoiets als dit:

Poster over de tweede wereldoorlog

De plaatsing van tekst en beeld op deze poster lijkt ingegeven door het idee dat het een beetje vrolijk en creatief moet zijn, wat in dit geval de leesbaarheid niet ten goede komt. Sinds ik me bezighoud met betekenisvol schrijven bij de zaakvakken vraag ik me af wat er gebeurt als je de poster bekijkt als schrijfopdracht. Dat brengt me op twee gedachten:

  1. Zou het niet veel leerzamer voor kinderen zijn om korte informatieve teksten over opgedane kennis te schrijven, met behulp van goede instructie en feedback op het genre? En deze teksten dan met elkaar te delen en te bespreken? Er wordt over het algemeen veel te weinig gedaan aan het begeleid schrijven van feitelijke teksten. Vaak is er alleen een grote ‘werkstuk’-opdracht, en wordt geen tijd genomen voor het broodnodige herhaald oefenen met het schrijven van feitelijke genres in de vorm van korte schrijfopdrachten. In plaats van een of twee keer een ‘vrije’ poster maken, die dan weer in de prullenbak verdwijnt, zouden kinderen hun teksten in (digitale) mapjes kunnen verzamelen en elke keer beter snappen waar het om gaat bij een duidelijke feitelijke tekst.
  2. Als je dan toch een soort tentoonstelling wilt maken met ‘kennisposters’, waarom zou je de poster dan niet als schrijfopdracht benaderen, dat wil zeggen: met kinderen bespreken wat het doel van de poster is en welke vormkenmerken daarbij passen, zowel wat betreft de plaatsing van tekst en beeld op het vlak, als de inhoudelijke kenmerken van de verschillende tekstblokjes. Daarbij zou je voorbeelden van posters kunnen bekijken en bespreken, maar ook de posters van kinderen kunnen bespreken en reviseren als teksten. Niet meteen alles vastplakken dus!

Een bevriende leerkracht stuurde mij voorbeelden van ‘infographics’ die ze met haar groep 7 had gemaakt. Infographics zie je tegenwoordig echt overal waar iemand snel iets duidelijk wil maken zonder al te veel tekst. Het gaat meestal om feitelijke informatie, waarin iets uitgelegd, geclassificeerd of verklaard wordt. Het broeikaseffect bijvoorbeeld: wat is het? hoe komt het? wat zijn de gevolgen?

Infographic over het broeikaseffect groep 7

Een infographic geeft de mogelijkheid om allerlei feiten en aspecten rond een onderwerp bondig onder woorden te brengen, van verhelderend beeld te voorzien en overzichtelijk te ordenen op een vlak zonder dat het gaat om een lineaire tekst met een kop en een staart. Je ziet letterlijk in een oogsopslag waar het over gaat, en je begint te lezen waar je wilt. Hee, is dat geen poster dan, hoor ik de lezer denken. Tja, inderdaad, infographics zijn denk ik de posters van deze tijd. Het woord geeft wel duidelijker aan waar het om gaat: niet zozeer het aan de muur hangen (posten) staat centraal, maar het geven van informatie op een grafische manier. En dat is een fantastisch doel om aan te werken bij gecombineerd zaakvak-schrijfonderwijs.

In de bijlage van de Volkskrant verschenen een tijdje mooie infographics over allerlei onderwerpen: hoe ontstaan edelstenen? Wat is de functie van slapen? Welke bijdrage leveren zonnepanelen aan onze energievoorziening? Hoe maakten ze vroeger bier? Hoe werkt de oplader van een mobiel? Hoe werkt de pil? Hoe maak je een chocoladeletter? De makers hebben nagedacht over kopjes met verschillende lettergrootte, tekstblokjes, grafieken, plaatjes, tijdlijnen, en manieren om die zo duidelijk mogelijk te ordenen op een enkele pagina. Veel plezier gehad, denk ik ook. Dat plezier kunnen kinderen ook hebben als ze gezamenlijk, goed begeleid, werken aan een zo helder mogelijke infographic.

Net als bij elke tekstvorm, is het voor de begeleidende didactiek belangrijk om te weten wat het doel is van een poster of infographic. Wat moet het ding doen? En hoe bereiken we dat het beste op een gegeven vel papier? Op een poster kan een uitnodiging staan om naar de eindmusical te komen. Maar het kan ook een onderzoeksposter zijn, waarop bondig de vraagstelling, aanpak en resultaten van een onderzoek gepresenteerd worden, vergelijkbaar met wat tegenwoordig in de wetenschap heel gebruikelijk is: posterpresentaties, ofwel posters die tijdens de pauzes van wetenschappelijke congressen in de wandelgangen bekeken en besproken kunnen worden. Voor dat bespreken zie ik veel interessante mogelijkheden voor op school: groepjes kinderen geven toelichtingen bij hun poster aan belangstellenden, en stellen vragen over de posters van anderen.

Wetenschappelijke posterpresentaties
Onderzoeksposter met vooraf gegeven tekstonderdelen

Infographics en posters kunnen natuurlijk ook in digitale vorm gemaakt worden en zelfs in de vorm van een filmpje met bewegend beeld of een powerpointdia waar steeds iets bij komt. Een poster kan duidelijker worden door gebruik van uitgeprinte tekst met een goed leesbaar lettertype. Maar, zelf tekenen en schrijven blijft een sterke manier om te werken aan het besef van de samenhang van tekst en beeld, het geeft meer gevoel van eigenaarschap als het goed gelukt is en voorkomt het al te makkelijk knippen en plakken van afbeeldingen.

Ik zie geweldige mogelijkheden om kinderen in groepjes, stapsgewijs te laten overleggen over de indeling van hun poster of infographic. Ik zie ook geweldige mogelijkheden voor leerkrachten om voorafgaand instructie en voorbeelden te geven bij deze eigentijdse tekstvorm. Op goed geluk teksten uitknippen en gezellig scheef plakken verboden!

Digitale poster/infographic over de planeet Venus

Met dank aan Patty Roos voor het gebruik van de infographic uit haar groep

Het plezier van instructieteksten schrijven

Ik stond op de trein te wachten en zag ineens een piepklein bordje tegen de treinrails aan. Er stond op ‘Zorgvuldig behandelen. Lees instructie!’ Dat zette me aan het denken: waar zouden die instructies te vinden zijn? Heeft een monteur die op rails bezig is ze altijd in zijn achterzak zitten? Of digitaal op zijn telefoon, voor noodgevallen? En wie heeft bedacht dat dit bordje echt nodig is, omdat anders…?

Instructieteksten, instructietekeningen en tegenwoordig ook instructiefilmpjes komen enorm veel voor in onze wereld. In elk beroep en bijna elke situatie kom je ze tegen. Het genre procedure, waar ze onder vallen, is misschien wel net zo alledaags als de vertelling. Kinderen herkennen het genre snel, waarschijnlijk omdat ze de hele dag door, gevraagd en ongevraagd, instructies krijgen van volwassenen voor hoe ze iets moeten of kunnen doen. ‘Eerst je ene voet op een trapper zetten, dan op het zadel gaan zitten, en zet af met je andere voet.’ ‘Trappen!’ ‘HOU JE STUUR RECHT!’ De gebiedende wijs komt veel voor in de intermenselijke communicatie, of dat nu terecht is of niet. En iets aan een ander leren is ook een algemeen menselijk verschijnsel.

Er is weinig zo leuk als met kinderen instructies schrijven over iets waarvan ze heel precies weten hoe je het moet doen. En het kan al met kleuters. In de onderbouw werkt het goed om instructies in getekende vorm te laten maken, met behulp van een blad met vakjes bijvoorbeeld. Er is behoorlijk wat denkvaardigheid voor nodig om een proces dat je bijna automatisch doet, in kleine stapjes te verdelen en daarbij te bedenken hoe je het begrijpelijk kunt maken voor iemand die het nog nooit gedaan heeft. Dat is precies wat de procedure tot zo’n interessant en leerzaam genre maakt, als het gaat om taal- en schrijfvaardigheid. Nauwkeurig formuleren, nadenken over structuur en volgorde, bedenken wie je lezer is en welke toon daarbij past – daarmee zijn kinderen bezig als ze instructies schrijven.

Instructie voor knutselwerkje groep 4

Goede onderwerpen voor instructieteksten

De onderwerpen voor instructieteksten zijn ontelbaar. Ze liggen meestal in de buitenschoolse sfeer. Dat maakt het allemaal nog leuker. Spelletjes die je gedaan hebt, kunstjes die je goed kan, routes die je vaak loopt of fietst, gerechten die je weleens hebt gemaakt, knutsel- of bouwwerken die goed gelukt waren bij jou, hoe je je kamer het beste kunt opruimen. Het kan ook algemener: vioolspelen, een muur schilderen, water besparen in huis, of een aquarium verschonen. Maar ook schoolse thema’s kunnen leiden tot schrijfopdrachten voor instructies. Binnen het thema klimaatverandering kunnen instructies geschreven worden over manieren om energie te besparen of afval te recyclen, bij het onderwerp plantengroei kan het gaan over manieren om een plantje op te kweken, bij natuurkundige proefjes kunnen instructies geschreven worden zodat anderen de proef ook kunnen uitvoeren.

Je kunt ook minder voor de hand liggende onderwerpen bedenken. Een goede strategie daarvoor is: starten met het vertellen en beschrijven van eigen ervaringen waarin iets gedaan of opgelost wordt, deze vertellingen eerst opschrijven en vervolgens omzetten in instructies. Voorbeelden van hiervoor geschikte onderwerpen: het oppakken van een dier, iets open krijgen, iemand helpen of iets leren, iemand troosten, je kleine broertje naar bed brengen, iets gedaan krijgen van je vader. Hieronder een voorbeeld van hoe binnen het onderwerp ‘iets open of los krijgen’ eerst een vertelling en vervolgens een instructie geschreven is.

 

De website Wikihow, een soort Wikipedia voor instructies, geeft een onwaarschijnlijke hoeveelheid onderwerpen voor instructieteksten, en voorbeelden van hoe zulke teksten opgebouwd kunnen worden. Weliswaar in het Engels, maar goed om inspiratie op te doen. Het belangrijkste criterium bij het selecteren van een onderwerp is altijd: er voldoende kennis van hebben. Fantasie-onderwerpen werken hier niet, omdat daarbij onmogelijk bepaald kan worden of de instructie klopt.

Taalkenmerken van instructies

Instructies schrijven vraagt om nauwkeurig taalgebruik, overzichtelijkheid, een juiste volgorde van handelingen en het gebruik van de gebiedende wijs. Dat lukt kinderen meestal niet allemaal in één keer.

Gezamenlijk nadenken over de structuur van instructieteksten is in alle groepen goed te doen. Wat kan de titel van de tekst het beste zijn? Waarmee begin je: de benodigdheden of ingrediënten, of het doel van de instructie? Ga je de stappen daarna nummeren of markeren met bullets? Moet er een afsluiting komen met bijvoorbeeld een wens: smakelijk eten! of: doe je best! Welke illustraties zijn verhelderend bij de tekst en waar moeten ze staan? In het echte leven zijn heel veel voorbeeldteksten te vinden die je op dit soort punten samen met kinderen kunt analyseren.

 

De gebiedende wijs kan interessant zijn om nader te bekijken. Vaak gebruiken kinderen spreektaalachtige vormen van gebiedende wijs: in plaats van ‘pak een schep en zet hem rechtop in de aarde’: ‘je pakt een schep en je zet hem rechtop in de aarde’. Wat ook veel voorkomt is het gebruik van ‘moeten’: ‘je moet raden wie de moordenaar is’. Of het hele werkwoord bij wijze van gebod: ‘goed roeren!’ of ‘eerst je rechtervoet naar voren zetten’.

Instructietekst zonder gebiedende wijs

Het kan interessant zijn om voorbeeld-instructieteksten hierop samen met kinderen te bekijken. In kookboeken vind je standaard de gebiedende wijs. Maar in veel instructies is ook het hele werkwoord te vinden, zoals op de foto aan het begin van deze blog (‘zorgvuldig behandelen’), of hier:

Verschil tussen een instructie en een verslag

Ik heb gemerkt dat soms verwarring optreedt tussen de genres procedureen verslag. Dan gaan kinderen stapsgewijs beschrijven wat ze gedaan hebben (in de ik-vorm), in plaats van hoe je iets moet doen, (in de objectieve vorm zonder ‘ik’), zoals hier:

De Telefoon.

  1. Ik doe de telefoon aan en. Dan wachten
  2. Ik zoek googel op en ik tiep mincraft
  3. dan laat ik het speletje laaden en dan
  4. doe ik het speletje ik moet hout
  5. hake als eerst dan maak ik een zwaart
  6. van hout en dan maak ik een pikeks
  7. en dan pak ik steen en staken

en hier:

Het maakt duidelijk dat heldere instructie ook bij het schrijven van een instructietekst noodzakelijk is! Het genre procedure hoort bij de feitelijke genres en zou dus zo objectief mogelijk moeten zijn, daar past geen ik-vorm bij. Een goede bezinning op het doel van de tekst, en het geleid bekijken van voorbeeldteksten, helpen kinderen om bewuster te leren schrijven en te zoeken naar passende taalmiddelen. Super-taallessen krijg je zo.

Instructietekst/verslag door kleuter

Bij een instructietekst is gelegenheid voor het bespreken en (meermalen) herschrijven van de tekst extra belangrijk. Een lezer kan meestal goed aangeven of de instructies wel of niet duidelijk zijn en hoe dat komt. Dat maakt tekstbesprekingen bij dit genre gemakkelijk uitvoerbaar.

Protocollen

Een speciale vorm van teksten in het genre procedure is het protocol. Daarin gaat het niet om hoe je iets moet doen, maar om wat wel of niet toegestaan is of verwacht wordt. Op school zijn ‘klasseregels’ een bekende vorm van dit genre. Vaak worden ze samen met kinderen opgesteld en in de klas opgehangen. De volgorde van de regels is minder belangrijk, en de gebiedende wijs komt niet voor. In veel klaslokalen hangen posters met feitelijke zinnetjes die een soort ideale wereld aangeven: ‘wij zijn aardig tegen elkaar’, ‘wij duwen niet op de trap’, etcetera.

Gemeentelijk bord op speelplaats

Het zou interessant kunnen zijn om met kinderen uit te proberen hoe dit verandert als je er bijvoorbeeld verzoeken of bevelen van maakt: ‘willen jullie aardig tegen elkaar zijn?’ of ‘blijf van elkaar af op de trap’, ‘zou het niet fijn zijn als niemand duwde op de trap?’ en dan te bespreken wat beter zou werken. Fijne taalbeschouwingsoefening!

Ook Staatsbosbeheer heeft moeite met het schrijven van een protocol

Mijn ervaring is dat het genre procedure veel mogelijkheden biedt voor leuke en leerzame schrijfopdrachten in alle leeftijdsgroepen. We hebben het dan nog niet eens gehad over het oprukkende fenomeen ‘instructiefilmpje’, waarbij taal nauwelijks nodig lijkt – echter voor het maken van zo’n filmpje is een scenario nodig, wel degelijk een tekst dus. Ik ben benieuwd naar jullie ervaringen met dit genre!

 

 

Hoe maak je een vriend en wat is eigenlijk vriendschap?

Schrijven over hoe je een vriend(in) ontmoet hebt en hoe je toen vrienden werd, over wat je vaak samen doet en wat daar leuk aan is, of over gesprekjes die je met je vriendin hebt, dat kan gemakkelijk na een goede vertelronde over deze onderwerpen. Het is een super onderwerp omdat iedereen er ervaringen mee heeft, fijne en minder fijne. Ik schreef in mijn vorige blog over hoe je daarbij jeugdliteratuur als voorbeeld kunt gebruiken, voor het verrijken van je vertellende tekst met beeldende details.

Bron: Prentenboek ‘Groep 8 over vriendschap’, samengesteld door Lucie Visch binnen het Amsterdamse Prentenboekenproject van de Stichting Taalvorming

Maar je kunt ook heel anders over vriendschap schrijven. Filosofisch: door na te denken over wat een vriend eigenlijk precies is of wanneer een vriendschap ‘goed’ of ‘echt’ is. Pragmatisch: door elkaar tips te geven voor hoe je het kunt aanpakken als je bevriend wit worden met iemand. Liefdevol: door een vriend(in) heel beeldend en positief te beschrijven in een portret. Schrijflessen over het onderwerp vriendschap worden leerzamer en interessanter door heel gerichte schrijfopdrachten. Met daarbij natuurlijk aanwijzingen voor hoe je dit kunt aanpakken.

Beschouwingen en betogen

Meningen zijn altijd het lastigst. Zeker met kinderen moet je uitkijken voor het opdringen ervan, en ruimte geven voor het open bespreken van mogelijke standpunten, zoals ik in een eerder blog beschreef. Gesprekken over verschillende gezichtspunten, een beetje zoals gebeurt bij filosoferen, kunnen heel leuk zijn en een goed uitgangspunt voor het daarna schrijven van een tekst. Voorbeelden van kwesties en vragen:

  • Is een ‘echte’ vriend meer een vriend dan een internet-vriend?
  • Kan je vrienden zijn met een dier?
  • Kan een robot je vriend zijn? (er zijn goede filmpjes op internet te vinden over dit onderwerp)
  • Kan je bevriend zijn met een familielid of heet dat dan anders?

(NB Kinderen bedenken zelf vast nog meer interessante kwesties.)

Je kunt beginnen met een voorbeeld uit je eigen ervaring, en vervolgens samen met kinderen ervaringen rondom een van deze kwesties verkennen in een groepsgesprek, misschien afgewisseld met gesprekken in tweetallen of kleine groepjes aan de hand van vragen. Samen kunnen kinderen lijstjes maken met argumenten: ja, want… en: nee, want… Zulke lijsten kan je ook met de groep samen op het bord of een flap maken. Kinderen kunnen in tweetallen een item uit de lijstjes kiezen om nog eens over door te praten: wat denk jij ervan? Op die manier zijn ze al bezig met het (mondeling) verwoorden van mogelijke standpunten en overwegingen – een essentiële stap in de voorbereiding van een schrijftaak.

Vervolgens kan je een schrijfopdracht geven. Daarbij hebben kinderen houvast aan een gegeven structuur. Bij de schrijfopdracht voor de teksten hieronder kregen de kinderen talige aanknopingspunten, oftewel ‘stukjes zin’, mee die hen hielpen bij het schrijven van een doeltreffende beschouwende tekst:

  • Ik vind…
  • Want…
  • Aan de andere kant…
  • Een voordeel van…. is

De teksten worden hierdoor goed bespreekbaar: klassikaal en in tweetallen kan achtereenvolgens gekeken worden naar de manier waarop het standpunt is verwoord (ik vind…), de argumentatie (want…), de overwegingen (aan de andere kant… , een voordeel is…).

Bron: Prentenboek ‘Groep 8 over vriendschap’, samengesteld door Lucie Visch binnen het Amsterdamse Prentenboekenproject van de Stichting Taalvorming

In de bovenbouw zou je ook kunnen werken met een getekend structuurschema voor een betoog, volgens de opbouw standpunt > argument + onderbouwing > bevestiging van het standpunt. Daarbij kan je goede schrijvers vragen om minimaal twee argumenten met onderbouwing te geven. Wat kinderen hiervan leren is, behalve nadenken over vriendschap, op een gestructureerde wijze schriftelijk argumenteren.

Structuurschema voor een betoog. Bron: Iedereen kan leren schrijven (2018)

Instructies

Hoe doe je dat eigenlijk, een vriend maken? Kan je een soort recept geven voor het maken van een vriend of vriendin? Of loopt dat elke keer weer totaal anders? Daar zouden we eerst eens met elkaar over moeten praten. Hoe ging dat ook alweer, dat ik vriendin werd met Marian. Ik geloof dat ik haar ergens tegenkwam en toen raakten we in gesprek. Toen heb ik een afspraak met haar gemaakt om een keer bij mij thuis te komen. Dat vond ik wel spannend. Ik zou mensen wel willen aanraden om zoiets te durven; ze werd mijn beste vriendin. Tip: niet te snel met zo’n uitnodiging komen, maar precies op het juiste moment… Hierover kan ik proberen een soort instructie te schrijven, met verschillende stappen en een aantal belangrijke aanwijzingen voor waar je op moet letten.

Kinderen beginnen een vriendschap vaak met samen iets doen, spelen meestal. Maar dan ineens weten ze: dit zou een vriendin of vriend kunnen worden. Hoe wist je dat? Wat heb je ervoor gedaan, en wat deed die ander? Een vertelronde over dit onderwerp kan vanzelfsprekend leiden tot een vertelling over hoe het precies ging, zoals hier:

Bron: Prentenboek ‘Groep 8 over vriendschap’, samengesteld door Lucie Visch binnen het Amsterdamse Prentenboekenproject van de Stichting Taalvorming

Maar dit omzetten in een instructie (genre: procedure) is ook uitdagend. Procedures zijn een toegankelijk genre, iedereen kent het wel. Je kunt hier ook eerst vrij instructies laten schrijven en later de teksten bekijken op doeltreffendheid. Bespreek een eerste versie klassikaal en bekijk daarbij:

  • Staat duidelijk beschreven wat het doel is van de instructie?
  • Heb je er nog iets voor nodig, staat dat er duidelijk bij?
  • Staan de verschillende stappen die je moet zetten in de goede volgorde en zijn ze te begrijpen?
  • Staan de aanwijzingen/tips op een ordelijke manier onder de stappen?

Een essentiële stap ook nog tekenen, of de hele procedure in chronologische vakjes ook tekenen kan een goed idee zijn in jongere groepen.

Een goede voorbereiding voor de vertelronde kan ook zijn: dit boek voorlezen.

Ik wens je veel plezier met schrijfactiviteiten bij dit Kinderboekenweekthema, en tegelijk ook veel goede ervaringen met effectief schrijfonderwijs!

Zeven manieren om over de vakantie te schrijven

De zomervakantie is weer voorbij en als je in het onderwijs werkt betekent dat: je opmaken voor het eerste contact met nieuwe groepen leerlingen, die zes weken lang met heel andere dingen zijn bezig geweest dan school. Ze zitten bruinverbrand en uitgerust (of uitgeput, door alle enerverende ervaringen) in je klas, jou aan te kijken. Vertellen over de vakantie! Je kunt er nauwelijks omheen.  Ik heb vorig jaar al eens tips gegeven voor het vertellen en schrijven over kleine, concrete waarnemingen en gebeurtenissen tijdens de vakantieperiode. Zodat je meteen de eerste dag kunt beginnen met goed schrijfonderwijs. Dit jaar wil ik je aandacht vragen voor nieuwe, minder voor de hand liggende manieren van schrijven over de vakantie. Dat heeft alles te maken met mijn enthousiasme over de genre-indeling die ik in mijn laatste boek gebruik als hulpmiddel om schrijftaken interessanter en leerzamer te maken.

Wat is een genre? De makkelijkste uitleg is: dat het een tekstdoel is. Met een tekst wil je iets bereiken, dat kan van alles zijn. En je doel heeft invloed op hoe je een tekst schrijft. Dat kan je zien aan iedere tekst. Er zijn miljoenen soorten teksten die allemaal met bepaalde doelen geschreven zijn, en daar meer of minder goed in slagen. De tien genres die ik in de laatste versie van mijn boek aandraag, brengen in dat oerwoud van teksten een systematiek aan waarmee je als leerkracht gemakkelijker bewust kunt werken met schrijfdoelen. Zie het onderstaande overzichtje.

Belangrijk is dat een genre niet een vaststaand ‘ding’ is, met vastliggende kenmerken. Je kunt dus niet bij elk genre een soort invulformuliertje maken dat je dan (door kinderen) laat invullen en klaar is kees. Een genre is meer een proces. In een genre doe je iets, namelijk: je probeert met taal een doel te bereiken binnen een bepaalde situatie.  Dat kan je dus beter met een werkwoord aanduiden, zoals in de middenkolom in het schema hieronder:

Een verhaal vertellen, een fenomeen beschrijven, iemand instrueren of een standpunt van alle kanten bekijken – dat is allemaal iets anders. Je probeert een tekst zo te schrijven, dat je je doel zo goed mogelijk bereikt. Dat kan op verschillende manieren, hoewel er per genre terugkerende patronen zijn. Voor het schrijfonderwijs is van belang dat het tekstdoel, en de manieren om dit te bereiken, centraal staan in zowel de voorbereiding van het schrijven als in de bespreking van tekstversies.

Wat heb je daar nu aan als je met kinderen wilt gaan schrijven over de zomervakantie? Dat vind ik nou leuk: nadenken over of je heel verschillende teksten over de vakantie zou kunnen schrijven. Een instructie, een beschrijving, een beschouwing, kan dat en hoe dan? Hieronder mijn suggesties die hopelijk inspireren tot spannende schrijfsessies in je groep.

Vertellend en verhalend schrijven over de vakantie

Vertellen over vakantie-ervaringen ligt voor de hand, je doet het vanzelf. Over vertellingen maak ik me dan ook weinig zorgen. De belangrijkste valkuil is dat ze ontaarden in saaie chronologische opsommingen van activiteiten – iets dat je kunt voorkomen door lijstjes te laten maken van kleine gebeurtenissen en daaruit te kiezen over welke je gedetailleerd gaat vertellen, om vervolgens op te schrijven wat je verteld hebt.

Met verhalen ligt het anders: die hebben een soort plot en een bijbehorende structuur van oriëntatie>complicatie>oplossing. Van de bovenstaande vertelling zou goed een spannend verhaal gemaakt kunnen worden met het moment van het enge gefluit als centrale gebeurtenis, lekker lang uitgesponnen, enger gemaakt, en mogelijk uitgebreid met iets dat niet echt gebeurd is.

Feitelijk schrijven over de vakantie

Feitelijke genres zijn objectiever dan verhalende. In een feitelijke beschrijving hoeft de ik-vorm in principe niet voor te komen, en gaat het vooral om precieze, beeldende woorden. Je zou het bijvoorbeeld zo kunnen voorbereiden:

  1. Elkaar eerst in een vertelronde vertellen over (kleine) plekken waar je was (strand, buurthuis, tuin van oma, berg in Oostenrijk, zwembad in een andere stad, treinstation, vliegveld, museum)
  2. Daarvan lijstjes maken en een van die plekken kiezen, aan je buur heel precies vertellen hoe het er daar uitzag, geholpen door veel vragen naar details.
  3. Geleide associatie: stel je voor dat je nu op die plek bent, wat zie je/hoor je/ruik je/voel je om je heen? De leerkracht stelt een reeks op de zintuigen gerichte vragen en de kinderen schrijven hun korte antwoorden op een blaadje, dat later als aantekeningen gebruikt kan worden bij het schrijven. Dit kan ook voor jonge kinderen een goede voorbereiding zijn. Voorbeelden van vragen: welke geluiden hoor je op de plek? Welke kleuren zie je? Zijn er levende wezens, welke? Wat doen ze? Planten? Welke geluiden hoor je?
  4. Teken de plek gedetailleerd, voorafgaand aan het schrijven.
  5. Met oudere kinderen kan als instructie een voorbeeldtekst gezocht worden waarin een plek gedetailleerd beschreven wordt. Zie tekstvoorbeeld hieronder van Joke van Leeuwen. Hoe beschrijf je een plek zodanig dat je er bijna middenin staat als je de tekst leest? Benoem samen met de kinderen hoe eigenschappen van voorwerpen in de tekst beschreven worden: soms met een of meer beschrijvende woorden (‘vuilgroen geverfd’), soms met een heel extra zinnetje er bij (‘het lelijkste groen dat ik ooit gezien had’, ‘dekens die eruitzagen alsof ze erg kriebelden’). Oefen klassikaal hoe je dit ook kunt doen bij een eigen plek.
  6. Als eerste versies van beschrijvingen geschreven zijn, kunnen enkele teksten besproken worden, met de focus op manieren waarop eigenschappen en omstandigheden beschreven zijn. Kunnen die nog preciezer/mooier/beeldender?
    Uit: Joke van Leeuwen (2010). Toen mijn vader een struik werd. Amsterdam: Querido. P. 20

    Beschrijving mergelgrotten

Een ander feitelijk genre is de procedure. Daar gaat het om het schrijfdoel instrueren. In de vakantie heb je enorm veel dingen gedaan die je anders niet zo snel doet. Van de hoge duikplank af springen, over een geitenpaadje lopen, slapen op een dakterras, een nieuw spelletje doen, je de hele tijd insmeren met zonnebrand, in het frans een brood kopen, een schaap aaien. Daar zit heel wat bij waar je een ander handige tips voor kunt geven. De schrijftaak kan je bijvoorbeeld zo opbouwen:

  1. In de groep vertellen over kleine ervaringen, waarbij de leerkracht na elk verhaal werkwoorden op een bordlijst verzamelt. Bijvoorbeeld: wandelen in de bergen, onder water zwemmen, tent opzetten, wespen wegjagen, wachten, de weg vinden, kennismaken met andere kinderen.
  2. Opdracht: maak op dezelfde manier voor jezelf een zo lang mogelijke lijst met (werkwoorden van) dingen die je in de vakantietijd gedaan hebt.
  3. Kies een van die activiteiten uit die je nog goed weet en vertel zo precies mogelijk aan je buur hoe je dat deed
  4. Eventueel: teken de activiteit
  5. Schrijfopdracht 1: schrijf op wat je verteld hebt (of teken het en schrijf erbij / laat de meester bijschrijven)
  6. Schrijfopdracht 2: zet je tekst om in een instructietekst waarin je duidelijk kunt lezen om welke vaardigheid het gaat (een koprol maken in het water, of een luchtbed oppompen) en je stapsgewijs beschrijft wat iemand moet doen om het tot een goed einde te brengen. Geef er tips bij voor waar je op moet letten en wat je zeker niet moet doen.
  7. Tekstbesprekingen klassikaal en in tweetallen: zijn de instructies duidelijk en gedetailleerd genoeg?

De overige feitelijke genres bieden zeker ook mogelijkheden voor schrijfopdrachten rondom de vakantie. Daarbij lijkt mij het verslag (een objectieve chronologische weergave van gebeurtenissen) het minst interessant, want saai. Schrijven in het genre verklaring zou wel leuk kunnen zijn. Je zou met kinderen een vertelronde kunnen doen over allerlei natuurverschijnselen die ze tijdens de vakantie hebben waargenomen: het weer, landschappen, de zee en ander water, grondsoorten, planten en dieren. Wat viel je op, en wat kun je je daarbij afvragen? Hoe komt het dat het gaat onweren? Hoe komt het dat het gras geel wordt? Waarom blijft er sneeuw op hoge bergen liggen? Hierover zouden kinderen verklarende hypothesen kunnen maken en die in een bespreking testen.

En wat te denken van kleine wervende teksten over waarom je beslist naar een bepaalde plek zou moeten gaan, een soort reisbureaufolder?  Genre: oproep/verzoek, waarbij de wervende toon, naast feitelijke informatie, centraal staat.

Waarderend schrijven over de vakantie

In sommige bovenbouwgroepen is het vast mogelijk om de aandacht te richten op de waardering die kinderen hebben voor wat ze in de vakantietijd gedaan hebben. Was het fijn om zo lang vrij te hebben, of juist niet, of wel en niet? Moet de vakantie langer of korter, en hoezo? Wat vond je positieve kanten van een plek waar je met je ouders of iemand anders geweest bent, wat minder positieve kanten? Bouw je schrijfles op door eerst ruimte te geven voor ervaringen vertellen en daarna voor meningsvorming, waarbij voorop staat dat het niet gaat om een eenduidig standpunt, maar om het benoemen van voor- en nadelen en het verwoorden van je eigen gedachten. Je mag twijfelen of het niet weten. Gebruik je (digi)bord om gezamenlijke lijstjes te maken van voor- en nadelen, bijvoorbeeld van

  • De lengte van de vakantie
  • Hoe beslissingen genomen worden over wat je gaat doen in de vakantie
  • Bepaalde vakantiebestemmingen
  • Uit logeren gaan / op rare plekken slapen
  • Vreemd eten
  • Je vrienden lang niet zien
  • Verveling
  • Dingen die je in de vakantie van je ouders moet doen
  • Hitte, kou of regen

Dit leent zich voor een schrijfopdracht in het genre beschouwing, waarbij het nuttig is om van te voren de structuur van de tekst met kinderen te bespreken en te oefenen: starten met een beschrijving van de kwestie waarom het gaat, vervolgens de verschillende gezichtspunten verwoorden (aan de ene kant / aan de andere kant), en afsluiten met een eigen conclusie.

 Genres geven richting

Hopelijk werken deze suggesties inspirerend en kan je de vakantie-ervaringen van je groep benutten om ze onmiddellijk veel nieuwe schrijfervaring te laten opdoen. Stuur me voorbeelden van teksten; ik publiceer ze op mijn website!

In het komende schooljaar zal ik in mijn blog elke maand een ander genre onder de loep nemen, om je te helpen bij het ontwerpen van zinvolle, gevarieerde en uitdagende schrijfopdrachten voor je kinderen.

Hoe nuttig is het inleiding-kern-slot model voor beginnende schrijvers?

De familie van mijn vader stond bekend om het vertellen van sterke verhalen. Mijn vader zelf kon er ook wat van. Op verjaardagen en aan tafel kon hij zijn keel schrapen en dan bijvoorbeeld beginnen met: ‘zo herinner ik me dat ik, het zal zo’n twee maanden na de oorlog geweest zijn, kort na de bevrijding, toen we, verkerend in de feeststemming die ons dat hele jaar beheerste, op een terras zaten, plotseling iemand hoorde zeggen…’ Als hij zo begon viel iedereen stil en wachtte op wat komen ging. Meestal was dat een interessant verhaal met een pointe die pas na een hele tijd opdook. Het leek onbeleefd om niet even de afronding van zijn ingewikkelde, samengestelde zinnen af te wachten. Je moest er wel geduld voor hebben. Mijn broer en ik haakten meestal al onmiddellijk na het keelschrapen af en gingen naar de wc of met iemand naast ons fluisteren. Duidelijk was dan dat het nog even zou duren allemaal en niet zelden kenden wij het verhaal al.

Terugkijkend realiseer ik me dat hij al voordat hij begon met vertellen het hele verhaal in zijn hoofd had, en ook een duidelijk beeld van de opbouw. Hij wist zelf haarscherp wanneer hij vanuit de inleiding bij het cruciale punt in het verhaal zou komen, hoe hij de spanning eerst nog een tijdje zou opvoeren, en waarschijnlijk had hij ook al een beeld van de veelzeggende zinnen waarmee hij het verhaal zou afronden.

Goede sprekers kunnen dat. Ze hebben een verhaalstructuur klaarliggen in hun hoofd en bekleden die met sappige en treffende woorden. Ze leiden hun verhaal in met zinnen die nieuwsgierig maken. Het belangrijkste of spannendste stuk van het verhaal stellen ze nog even uit. Goede schrijvers doen dat ook. Ze knutselen de hele tijd aan hun teksten, en schieten al schrijvend heen en weer van het einde naar het midden en het begin, totdat ze de opbouw hebben waarmee ze hun doel het beste bereiken. Dat doen ze niet eens zo bewust. Ze bouwen voort op hun ervaring met verhaalstructuur, en ‘voelen aan’ op welk punt van hun verhaal ze zich bevinden.

Hoe anders is dat bij beginnende, jonge schrijvers zoals kinderen. Vaak zie je in kinderverhalen dat ze al in de eerste zin alles verklappen. ‘Ik was aan het fietsen en toen viel ik.’ ‘Ik zat vast in de lift en mijn moeder kwam.’ ‘Een inbreker ging geld stelen en toen werd hij gepakt door de politie.’ Einde, zetten ze er soms nog achter, alsof je anders niet door zou hebben dat het al is afgelopen. Ook als ze informatieve teksten schrijven over een land of een dier, denken ze vaak niet na over hoe de verschillende feiten het beste geordend kunnen worden, maar breien alles aan elkaar vast zoals het opkomt in hun hoofd. Zie mijn eerdere blog over tekststructuur en kinderen.

            

Veel leerkrachten en taalmethodes proberen kinderen te leren dat een goede tekst niet zomaar ergens begint en dan ineens boem eindigt, maar dat hij bestaat uit drie delen: een inleiding, een kern, en een slot. In de vele schrijflessen die ik tegenkom struikel je over de inleiding-kern-slot-werkbladen, waarin kinderen hun stukjes tekst moeten schrijven. Het is daarbij niet altijd zo helder wat er nu in de inleiding moet komen, wat de kern van een tekst is of hoe de tekst afgesloten moet worden. Voor de kinderen niet, maar voor de leerkracht vaak ook niet.

De tekst hieronder laat dat zien. Het is een verslag van een schoolreisje, geschreven met de aanwijzing ‘zorg dat je tekst een inleiding, een kern en een slot heeft’.  De schrijver heeft deze woorden als geheugensteuntje links in de marge geschreven. Hij lijkt te hebben gedacht: in de inleiding geef ik de datum en de plaats en hoe het begon, namelijk dat we in de bus zaten. Dan is de kern waarschijnlijk de leukste attractie. En het slot kan niks anders zijn dan dat we weer naar huis gingen. Al schrijvende schiet hem een incident in de rij bij de Python te binnen.  Dit maakt het hele verhaal ineens spannend, maar wel een beetje gek dat het hiermee eindigt… Kan het dan maar beter weg? Maar wordt het verhaal daarvan niet supersaai? Of moeten we het incident als ‘kern’ zien? Is het daarvoor wel belangrijk genoeg? Lastige vragen voor een beginnende schrijver, en ook voor een begeleidende leerkracht. De gegeven inleiding-kern-slot structuur heeft het schrijven er hier niet makkelijker op gemaakt.

Instructie geven op tekststructuur is volgens onderzoek een van de effectievere didactische schrijfonderwijs-strategieën. Dat kan je je wel voorstellen: een goede opbouw is essentieel voor de kwaliteit van een tekst, en die opbouw hebben kinderen niet zomaar te pakken. Maar is de inleiding-kern-slot-structuur nu de beste vorm om kinderen mee te geven?

Drie delen is wel overzichtelijk en simpel, misschien dat het model daarom geschikt lijkt om met kinderen aan tekststructuur te werken. En is het niet zo dat veel toneelstukken drie aktes hebben, muziekstukken drie delen, voorbeeldrijtjes drie voorbeelden, zand-zeep-soda, beker-bord-bestek, bloed-zweet-tranen, driemaal is scheepsrecht? The golden rule of three, zo noemden ze het op een cursus die ik volgde over goede tafelspeeches en zo lees je het ook in allerlei schrijfinstructies.

Het klopt wel dat veel teksten globaal in drie stukken verdeeld kunnen worden. Er is vaak een inleiding op wat we gaan lezen, of waar iets zich afspeelde, en ook vaak een vorm van samenvattende afsluiting. Daartussenin zit dan de belangrijkste inhoud, die je dus de ‘kern’ zou kunnen noemen. Toch laat het schoolreisjesvoorbeeld hierboven zien dat je niks aan het model hebt als je niet weet WAT er dan in elk deel moet komen.

Het begrip ‘inleiding’ doet bij geoefende taalgebruikers een bel rinkelen, maar bij kinderen niet meteen. In het schrijfonderwijs heb je weinig aan een paar rinkelende belletjes – het gaat juist om het expliciet maken van kennis over teksten, zodat beginnende schrijvers hiervan gebruik kunnen maken. Ze moeten dus weten (en in talloze tekstvoorbeelden zien) dat een verhaal begint met een oriëntatie op een situatie, waarin duidelijk wordt waar we ons bevinden en wat er aan de hand is. En dat in een goed verhaal daarna een probleem volgt, dat uiteindelijk aan het einde wordt opgelost. Denk maar aan Roodkapje.

Het lijkt erop dat het i-k-s model kan werken als je expliciete instructie geeft op de inhoud van inleiding, kern en slot, en daarvan voorbeelden geeft. Maar wat als kinderen in een taalronde over ervaringen vertellen en die vertellingen opschrijven? Dan kan blijken dat er helemaal geen probleem was, laat staan een oplossing. Meestal wel een oriëntatie (in onderstaande tekst: we bouwden een hut in de duinen), en dan volgt een aaneenschakeling van gebeurtenissen, zonder duidelijk einde (of het moet zijn het plichtmatige daarna gingen we terug naar school):

 

En hoe zit dat bij een verslag van een project? Dat kan ook een chronologische reeks gebeurtenissen zijn zonder inleiding of afsluiting:

Of een feitelijke tekst over spieren, waarin sprake is van een inleidende zin die het onderwerp aangeeft, waarna deelonderwerpen volgen en een afsluiting ontbreekt:

Of een instructietekst, waarin de inleiding bestaat uit verwoording van het doel van de tekst (hoe moet jij over de wc deur klimmen?), met daarna genummerde stappen en aan het einde een losse tip:

We kunnen concluderen:
–       Teksten hebben vaak wel een inleiding, maar wat daarin staat verschilt sterk per tekstdoel: het kan bijvoorbeeld gaan om een oriëntatie in tijd en plaats, om de verwoording van een standpunt, om een korte uitleg over wat gaat volgen.
–       Ook wat na de inleiding volgt verschilt per tekstdoel: soms volgt een keten van gebeurtenissen, soms volgt een reeks deelonderwerpen of argumenten, soms volgen stappen die je moet volgen. Het woord ‘kern’ heeft hier geen verhelderende waarde voor een beginnende schrijver.
–       Ook afsluitingen verschillen sterk: een verhaal sluit af met de oplossing/afloop van een complicatie (en zo kwamen Roodkapje en haar grootmoeder toch weer tevoorschijn uit de buik van de wolf), maar een betogende tekst met een herhaling en versterking van het standpunt, een beschouwing met het innemen van een positie in een discussie, een recensie met een persoonlijke evaluatie.
–       Niet alle teksten hebben een afsluiting nodig, zo hoort bij de objectieve beschrijving of verklaring van een natuurkundig of geografisch verschijnsel geen conclusie, en hoeft bij een recept ook niet per se een ‘slot’ (of het moet zijn: eet smakelijk!).
–       In plaats van drie, heb je soms ook twee of vier of meer delen in een tekst.
Het inleiding-kern-slot-model is dus niet bruikbaar als algemene schrijfstructuur, hoe aantrekkelijk de driedeling ook lijkt. Er bestaat feitelijk geen algemene tekststructuur. In mijn boek geef ik kapstokken om over de structuur van verschillende genres na te denken. Ze dienen niet als voorschrift, maar als een soort ‘brillen’ om naar tekststructuur te kijken, en daarbij de verschillende tekstdoelen te betrekken. Het kan leerkrachten helpen om met kinderen te werken aan een toenemend besef van doelgerichte tekstopbouw. Bijvoorbeeld door samen structuurschemaatjes te ontwerpen. Daarover in een later blog meer!

Sinterklaas-stress en schrijfplezier

Ik zag begin september alweer stellingen vol pepernoten in de supermarkt. Het werkte deprimerend op mij, alsof het alweer winter was en niet gewoon nog nazomer. Ik liep er met een boog omheen en probeerde niet te kijken. Op sommige scholen gebeurt iets soortgelijks, daar begint ergens in oktober al een sinterklaassfeer te hangen, of moet ik zeggen: sinterklaas-stress, want het gaat vaak gepaard met veel gezucht. Onmogelijk om er met een boog omheen te lopen, volgens veel leerkrachten. Ze hebben veel werk aan het organiseren van sinterklaasactiviteiten met de kinderen en met de ouders, en zien een periode naderen waarin kinderen steeds opgewonden zijn. Het lijkt soms of in die tijd alleen de hoogstnodige onderdelen van het onderwijsprogramma uitgevoerd kunnen worden. Omdat schrijven nogal eens als een minder belangrijk taaldomein wordt gezien, valt dit gemakkelijk af in de sinterklaastijd.  Sjonge, vanaf begin november tot 6 december niet meer schrijven? Dat moet anders kunnen!

Niet alle thema’s waarmee op basisscholen gewerkt wordt, zijn inhoudelijk rijk of belangrijk genoeg om over te leren. Sinterklaas is zo’n thema, maar het geldt soms ook voor Kinderboekenweekthema’s of taalmethodethema’s. Over Sinterklaas hoeven kinderen niet veel te leren – ze weten al precies waar het om draait: het feest vieren, speculaas eten en cadeautjes krijgen! Zo niet thuis, dan in elk geval op school. Winterfeesten als Sinterklaas en kerst kunnen de gemoederen behoorlijk bezighouden. Kan je die betrokkenheid benutten voor iets leerzaams op taalgebied?

Ik denk dat je bij alle thema’s goede schrijfonderwerpen kunt bedenken, en dus ben ik Sinterklaas te lijf gegaan met behulp van de genre-indeling uit mijn boek. Het moet mogelijk zijn om behalve sinterklaasgedichten ook andere interessante teksten te schrijven in de weken voor 5 december, en daar ook nog iets van te leren. Hieronder vind je het resultaat van mijn brainstorm, eerst voor de groepen 1 tot en met 4, en daaronder voor de groepen 5 tot en met 8. Probeer er eens eentje uit in je groep en stuur mij een goed gelukte Sinterklaastekst, dan publiceer ik hem op mijn blog!
Schrijfonderwerpen voor groep 1-4
Genre en doel
Mogelijke tekstsoorten en schrijfonderwerpen
Vertelling
Doel:
Reeks gebeurtenissen uit persoonlijke ervaring vertellen
–       een keer dat je Sinterklaas op straat zag
–       ervaringen met schoenen (allerlei soorten meenemen en breed ervaringen met schoenen laten vertellen)
–       ervaringen met het in- en uitpakken van dingen: cadeautjes, maar ook pakjes voor de post, verhuisdozen, bezorgde pakken, eten dat je meeneemt inpakken, koffers en sporttassen
–       ervaringen met (sinterklaas)snoep en manieren om het te eten / te bewaren
–       een keer dat je op een boot of ander drijvend/varend ding hebt gezeten
–       ervaringen met daken en andere hoge plekken waar je op klom (ladders, trappen, dakgoten, schoorstenen)
–       een keer dat je een paard gezien hebt en wat deed dat paard
Verslag/
Beschrijving
Doel:
Geordend beschrijven van een gebeurtenis of een verschijnsel
–       beschrijf jouw sinterklaasfeest van begin tot eind (kan dus alleen na afloop)
–       cadeautjes tekenen/beschrijven die je niet wilt of die je niet krijgt (prentenboek Kleine Ezel en jarige Jakkie)
–       categorieën cadeautjes of snoepjes maken en beschrijven
–       tekeningen maken van alle kleren die Sint en Piet dragen en deze beschrijven
Procedure
Doel:
Instrueren en beschrijven hoe je iets moet doen
–       instructie voor het op de juiste wijze zetten van je schoen
–       recept voor pepernoten
–       instructie voor jezelf verkleden als sint of piet
–       instructie voor het knutselen van iets (dat echt in de klas gedaan is)
–       instructie voor het aaien van een paard (of ander dier)
Schrijfonderwerpen voor groep 5-8
Genre en doel
Mogelijke tekstsoorten en schrijfonderwerpen
Vertelling
Doel:
Reeks gebeurtenissen uit persoonlijke ervaring vertellen
–       het moment dat je hoorde/merkte dat Sinterklaas niet bestond (voor oudere kinderen, variant: op basis van het interviewen van volwassenen)
–       iets dat vorig jaar gebeurde tijdens het sinterklaasfeest (op school of thuis)
–       ervaringen met geheimzinnig gedoe bij jou thuis
–       een keer dat je op een dak bent geklommen (of een andere hoge plek)
Verhaal
Doel:
Een onderhoudend verhaal vertellen over een reeks gebeurtenissen
–       verhaal over een probleem waarmee Sinterklaas en/of Piet te maken kregen en hoe dat afliep (Sint wilde zelf wel eens een cadeau; Sint kwam vast te zitten in de lift op pakjesavond; Piet was ineens verdwenen; etc, de kinderen kunnen een lijst met problemen maken) > in tweetallen bedenken en schrijven
Verslag
Doel:
Chronologisch geordend beschrijven van een verschijnsel
–       historisch: waar komt het sinterklaasfeest vandaan (en eventueel ook enkele andere traditionele feesten waarbij mensen elkaar cadeaus geven)
–       historische biografie: het leven en de betekenis van Sint Nicolaas
–       sinterklaas-rituelen chronologisch beschrijven (hoe het altijd gaat bij jullie)
Beschrijving
Doel:
In deelonderwerpen geordend beschrijven van een verschijnsel
–       onderzoek naar soorten verwarming van huizen en hoe vervuilend die zijn (kachels, cv, open haarden, elektrische kacheltjes)
–       beschrijving van de route die Sinterklaas te paard moet afleggen vanuit Spanje naar jouw school (gebruik atlassen en Google maps) en welke obstakels hij dan kan tegenkomen
–       onderzoek naar cadeautjes van onder de 5 euro en hiervan een folder maken
Procedure
Doel:
Instrueren en beschrijven hoe je iets moet doen
–       instructies voor het maken van een surprise (die je zelf een keer echt gemaakt hebt)
–       recept voor speculaas of pepernoten
–       instructie voor het knutselen van iets (dat echt in de klas gedaan is)
–       instructie voor hoe je met een paard op het dak van jouw huis of school kunt klimmen
Verklaring
Doel:
Oorzaken en gevolgen van iets beschrijven
–       hoe komt het dat het Sinterklaasfeest alleen in sommige landen gevierd wordt?
–       gevolgen van teveel pepernoten of marsepein eten
Oproep / verzoek
Doel:
Een doelgroep motiveren om iets te doen
–       uitnodiging voor het sinterklaasfeest op school
–       advertentie met aanbod voor het ruilen van cadeautjes
–       oproep voor het werven van hulpsinterklazen  en pieten
Beschouwing
Doel:
Een kwestie vanuit één of meer gezichtspunten onderzoeken
–       de zwarte piet discussie (beetje gevoelig, alleen oudere kinderen)
–       op welke leeftijd moeten ouders hun kinderen de waarheid over Sinterklaas vertellen (oudere kinderen)?
–       is het goed als kinderen heel veel cadeautjes krijgen bij Sinterklaas (voors en tegens)?
Betoog
Doel:
Standpunt met argumenten onderbouwen
–       kinderen worden gek of in de war gemaakt door al die televisieprogramma’s over Sinterklaas
–       kinderen moeten iets aardigs terugdoen voor Sinterklaas
–       op het dak met een oude man en een paard is veel te gevaarlijk, alternatieven
Respons
Doel:
Je reactie op een boek/film of evenement geven
–       Recensie over een gelezen sinterklaasboek of een sinterklaasprogramma op de tv
–       Wat je dit jaar van de sinterklaasviering vond

Schrijven over je vakantie en hoe leuk dat kan zijn

    

Lekkere vakantie gehad? Die vraag zal in de komende weken heel vaak gesteld worden, op allerlei werkplekken, tussen vrienden en buren die elkaar na een lange of kortere vakantie weer tegenkomen. Ook in alle nieuwe groepen op de basisschool hangen die zes schoolloze weken als een regenwolkje in het opgeruimde lokaal, boven de kring met kinderen die je verwachtingsvol aankijken. Wat ga je ermee doen, met al die ervaringen van al die kinderen? Laat je ze vertellen, en wat kunnen ze dan vertellen? Over wat ze op een strand van zand of stenen gemaakt hebben, of hoe ze zich verveeld hebben in de auto, of over een nieuwe vriend op de camping? En dan de kinderen die veel voor de tv of de computer gehangen hebben, of weken bij oma bivakkeerden omdat hun ouders werkten? Het is heel voorstelbaar dat je er iets mee wilt doen. Veel leerkrachten laten de kinderen in de eerste week over hun vakantie schrijven. Dat is op zich een goed idee, ze zitten tenslotte vol met verhalen. Het punt is: hebben ze die verhalen zomaar paraat, en hebben ze wel zin in dat schrijven?

Mijn vraag aan jou als leerkracht is: zou jij er zelf zin in hebben? Ik nodig je uit om met mij mee te denken over leuke manieren om over de vakantie te schrijven, met behulp van een taalronde. Wat ik zelf altijd doe, is eerst bij mezelf nagaan wat ik eigenlijk voor herinneringen heb aan de afgelopen weken. Het is een lange tijd, die vier, vijf of zes weken. Ik heb van alles gedaan en in mijn hoofd zweeft dat allemaal door elkaar en lijkt het of ik heel veel ben vergeten. Tegen collega’s die ik in de gang tegenkom zeg ik al gauw dingen als: ‘ik was drie weken in Frankrijk, ja was heel erg leuk, het weer was wel wisselend,’ of: ‘we hebben gewandeld in Bretagne, en daarna zaten we nog in een huisje, hartstikke uitgerust, en jij?’ Ook kinderen hebben de neiging om een chronologisch overzicht te geven van alle plekken waar ze geweest zijn en dan op te sommen met wie. Eigenlijk zegt dat niks en het is dus saai om naar te luisteren. Even saai om er op die manier over te schrijven.

Ik probeer anders te denken, door er even voor te gaan zitten en te wachten wat er in mijn hoofd opduikt aan beeld. Ineens komt bij me op hoe we op een dag in de regen liepen en alsmaar zochten naar een droog plekje om onze broodjes op te eten, maar alles was nat, en hoe lastig het toen was om staande onder een boom die broodjes uit de rugzak te halen zonder dat je iets kon neerzetten. We moesten de hele tijd dingen voor elkaar vasthouden terwijl de ander dan bijvoorbeeld een stukje kaas afsneed of een pakje probeerde open te krijgen. Ik zie het weer helemaal voor me en voel weer die doornatte jas die net niet doorlekte, en hoe stoer het eigenlijk was om de hele dag niet te gaan zitten. Dit is een goed verhaal, denk ik, dat ga ik in de kring vertellen. En dan ga ik vragen aan de kinderen: wie herinnert zich ook nog iets dat je in de vakantie in de regen gedaan hebt? Daar gaan zeker verhalen op komen, en niet alleen van degenen die ver weg zijn geweest.

Chronologische overzichten van vakanties zijn niet interessant, kleine concrete vakantie-ervaringen wel. Daar komt bij dat het geheugen door beelden geactiveerd wordt: als ik denk aan dat bos in de regen, floept ineens ook in mijn hoofd dat we steeds twee meisjes tegenkwamen onderweg, soms liepen ze ons voorbij en soms wij hen, en een week later kwamen ze ons tegemoet op een bergpaadje aan de andere kant van het schiereiland en hebben we even staan praten. Daar denk ik aan door dat andere verhaal. En zo kan het ook werken in de vertelkring. Ik kan dit verhaal óók vertellen en dan vragen: wie is ook iemand tegengekomen in de vakantie? Het kan heel interessant worden en schrijven wordt makkelijker, als je kinderen eerst stuurt naar de kleine, concrete herinneringen die ze allemaal hebben maar die niet zomaar vanzelf opkomen.

Hier mijn recept voor de voorbereiding en uitvoering van een taalronde over de vakantie:

1.     Ga rustig zitten (desnoods met een vriend of huisgenoot erbij om mee te sparren) met een kopje thee en laat de kleine herinneringen aan je vakantie in je hoofd opkomen. Gebruik eventueel de foto’s die je nog op je telefoon hebt staan als trigger. Elke nieuwe herinnering schrijf je kort in 1 zin op een lijstje.
2.     Als er tien ervaringen op je lijstje staan, vertel je aan iemand over enkele daarvan, zo concreet mogelijk, zodat het weer helemaal terugkomt in je hoofd. Onderdruk de neiging om je hele vakantie te gaan samenvatten, blijf bij één kleine, korte, concrete ervaring! Zo heb je voorbereid wat je in de kring ook aan de kinderen kunt vertellen.
3.     Schrijf nu bij elke ervaring op je lijstje een vraag die begint met ‘wie heeft ook…?’ bedoeld om kinderen te helpen op net zulke kleine, concrete ervaringen te komen en ze uit te nodigen daarover te vertellen.
4.     Neem je lijstje mee de kring in en trek 20 minuten uit voor een ‘wie-heeft-dat-ook-gehad’-kring, met als doel: zoveel mogelijk kinderen kort, concreet laten vertellen over een kleine ervaring. Vermijd spectaculaire zaken als pretparken, zwemparadijzen of Eiffeltorens, tenzij het gaat over iets klein dat daar gebeurde. Laat kinderen elkaar vragen stellen.
5.     Als alles borrelt, laat je de kinderen lijstjes maken van 3 à 5 ervaringen in 1 zin, of (in groep 1-3) tekenlijstjes: drie plekken tekenen die ze zich nog goed herinneren omdat er iets gebeurde, of drie voorwerpen waarmee ze op vakantie iets gedaan hebben
6.     Laat ze een daarvan kiezen en aan hun buur zo precies mogelijk vertellen hoe het ging
7.     Schrijven maar, in de onderbouw: tekenen maar en de juf schrijft erbij
NB. Doe zelf mee! Als alles klaar is, moment plannen voor een voorleesronde met vragenstellen.

Veel plezier met de start van het schooljaar!

Meningsteksten schrijven op de basisschool is nodiger dan ooit

Ik werkte in een grijs verleden als ‘anti-racisme-expert’ bij een Amsterdamse onderwijsinstelling. Het was de bedoeling dat ik onderwijsprojecten bedacht waardoor kinderen inzicht zouden krijgen in racisme en hun eigen vooroordelen zouden veranderen in afgewogen oordelen. Ik denk dat ik toen allergisch geworden ben voor meningen. Althans: voor het bij kinderen werken aan meningsvorming. Kinderen hebben een fijn zintuig voor meningen die ze volgens volwassenen moeten hebben. Bijvoorbeeld over racisme (is fout) of pesten (mag niet) of regels overtreden (ook niet slim). Daarnaast hebben ze voorspelbare meningen over andere kwesties, zoals zeehondjes doden voor bontjassen (is gemeen). Hierdoor is het vaak niet interessant om een zogenaamd open gesprek met ze te voeren over hun meningen. Ze weten al precies wat ze moeten vinden en leerkrachten sturen daar ook nog eens nadrukkelijk op aan.

Ervaringen in plaats van meningen
Bij de Stichting Taalvorming vonden we het destijds om deze reden niet effectief om met kinderen over meningen te werken. Het bleek veel interessanter om te focussen op ervaringen, en die zo precies te verwoorden dat een luisteraar of lezer de nuances zag en oppervlakkige oordelen werden tegengegaan (lees hier een artikel dat we daar in 2002 over schreven). Ik vond het treffend dat ik tijdens de afgelopen verkiezingsperiode precies dezelfde gedachte terugvond in het initiatief van Joris Luijendijk om het debat te vervangen door het gesprek. Schrijven is in dit opzicht een belangrijk hulpmiddel, omdat het helpt je impulsieve gevoelens even af te remmen, stil te staan bij wat je nu precies hebt meegemaakt, hoe dat geleid heeft tot een bepaald standpunt en wat je nu eigenlijk precies bedoelt. Ook voor kinderen werkt dat zo.

Waarover hebben kinderen een mening?
Bij het onderzoeken van schrijfopdrachten in verschillende genres bleken ‘meningsteksten’ (zoals ze in taalmethodes vaak genoemd worden) het lastigst van alle genres. Vooral doordat het moeilijk was onderwerpen te vinden waarover kinderen in verschillende leeftijdsgroepen zelfstandig een mening konden vormen. Maar ook doordat het vervolgens onder woorden brengen van die mening behoorlijk ingewikkeld bleek, zelfs in de bovenbouw. Bij het onderwerp ‘eerlijk en niet eerlijk’ kwamen allerlei huiselijke kwesties naar boven waarbij kinderen op het eerste gezicht een duidelijk standpunt innamen. Bijvoorbeeld over zaken als de verdeling van taakjes in huis, regels over zakgeld of bedtijd of snoepen. Maar bij nader onderzoek bleek het voor hen ingewikkeld om eigen standpunten te onderscheiden van die van de ouders, en vonden kinderen de argumenten van ouders vaak ook wel weer begrijpelijk (zie onderstaande tekst).

Samenvattend: onderwerpen waren lastig voor dit genre, zeker bij jonge kinderen. Het vermogen om verschillende standpunten over een kwestie te onderscheiden, met elkaar te vergelijken en daartussen een positie in te nemen leek te hoog gegrepen op de basisschool. Het leek mij te moeilijk allemaal en discussies in de klas liepen vaak uit op hetzij een warboel, hetzij machteloosheid en veel te botte meningen. Ik vond het gemeen om kinderen te confronteren met ingewikkelde volwassenen-problemen zoals milieuvervuiling of de vluchtelingenkwestie, en concludeerde dat het wel goed was om hierover met ze in gesprek te gaan en onderzoek te doen, maar niet om ze tot een standpunt te dwingen en dat ook nog op te schrijven. Ik vond de leerlijnplanners aan mijn zijde: in de leerlijnen strategisch schrijven staat betogend schrijven slechts terloops vermeld als een klein onderdeel van streefniveau eind groep 8.

Ingewikkelde meningstekst groep 8

Met kinderen schrijven over meningen in de 21ste eeuw
Deze ‘mening’ is bij mij inmiddels veranderd en die nieuwe mening zal ik hier eens proberen neer te zetten en te beargumenteren. Ik denk nu dat ook jonge kinderen zich bewust kunnen worden van eigen gevoelens, oordelen en standpunten over allerlei kwesties, dat zij kunnen leren om die onder woorden te brengen, dat dit in deze tijd juist heel belangrijk is en dat schrijven er enorm bij helpt. Maar… dit alles alleen als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. De kwesties zijn concreet en voorstelbaar voor de betreffende leeftijdsgroep
b.     Er is geen druk of verplichting om een mening te hebben
c.     De nadruk ligt op het doel ‘leren met taal iets te evalueren’ (bespreken, beschouwen of beoordelen), en niet op het doel ‘een mening hebben’
d.     De kwesties worden in begeleide, stapsgewijze gesprekken verkend voordat een standpunt hoeft te worden ingenomen
e.     De leerkracht helpt gedachten over de kwestie te structureren in denkstappen, die schriftelijk worden vastgelegd in een betoog, een beschouwing of een respons (zie genre-overzicht)

Toelichting:
Ad a. Kwesties
Starten met een concrete kwestie waarover kinderen verschillend kunnen denken is essentieel. Liefst eentje die tijdens gesprekken opkomt in je groep. Dat kan variëren van ‘dieren opsluiten in dierentuinen’ tot ‘zelf mogen bepalen wanneer je naar bed gaat/wat je aan doet/wat je eet’ of ‘leerplicht voor kinderen tot 16 jaar’. Nog beter: concrete kwesties die op school spelen zoals: hoe vaak moeten kinderen gymles hebben, mogen kinderen snoep mee naar school, de inrichting van de speelplaats, waar gaan we heen met schoolreisje. Al te brede morele kwestie als ‘pesten’ of ‘racisme’ zijn in mijn ogen minder geschikt als kinderen net beginnen dit te leren.

Ad b. en c. Leren een mening te hebben
Belangrijk vind ik ook dat het in deze aanpak niet draait om ‘een mening te hebben’, maar om ‘leren wat een mening is en hoe je die kunt verwoorden en onderbouwen’. Het verschil is subtiel maar essentieel: kinderen beginnen zich net bewust te worden van het onderscheid tussen een feit en een mening, een gedachte en een gevoel, een spontane reactie en een redenering en ze moeten die verschillen kunnen verkennen zonder gevaar.


Stadia van denkvaardigheid volgens Bloom en Anderson

‘Evalueren’ wordt beschouwd als een van de hoogste stadia van denkvaardigheid. Niet bereikbaar voor kinderen onder de twaalf dus? Ik denk: net zo goed als kinderen kunnen leren redeneren en analyseren, kunnen ze in de basisschoolleeftijd leren argumenteren. Ze kunnen ook leren belangstelling te hebben voor de argumentatie van anderen. Het is in dit meningentijdperk belangrijker dan ooit dat ze hier ervaring mee opdoen in een veilige omgeving.

Ad d. en e. Leerkrachten helpen kinderen met denken
Goede begeleiding zorgt voor die veiligheid. En schrijven is een onmisbaar middel bij het rustig onderzoeken, verwoorden, en organiseren van je gedachten. In een interessant artikel over het schrijven van betogende teksten met kinderen van 5 tot 7 jaar wordt getoond hoe die kinderen onder begeleiding in staat zijn om standpunten te verwoorden, en daarmee hun denkvermogen ontwikkelen.  Het aanbieden van een schrijfschema is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Het is ook mijn eigen ervaring dat hulp bij het schriftelijk structureren van gedachten kinderen meer grip geeft op hun eigen denken, zie een voorbeeld hieronder van een betoog uit groep 5 en hier voorbeelden van beschouwingen en betogen uit groep 7. Er zijn tegenwoordig meer werkwijzen in omloop waarbij kinderen werken met denkstappen, zie bijvoorbeeld hier. Een valkuil bij veel van die werkwijzen die je op internet of in taalmethodes vindt is: zomaar een werkblad uitdelen en verwachten dat ze er dan wel zelf uit komen. Groepsgesprekken waarin een kwestie verkend wordt, samen proberen een eerste betogende of beschouwende tekst te schrijven, keuzes maken uit evaluerende woorden van verschillende sterkte, en bespreking van verschillende versies van kinderteksten zijn onmisbaar voor het bereiken van het leereffect.


Gestructureerde meningstekst groep 5

Ik nodig bij deze iedereen uit om betogen en beschouwingen aan mij te sturen die je met je kinderen geschreven hebt! Een volgend blog zal ik ingaan op het schrijven van het evaluerende genre ‘respons’, in de gewone wereld vooral bekend als recensie, en op de basisschool veelal als boekverslag. Dat kan ook veel leuker en zinvoller worden!