Vakantiespelletjes en de wie-heeft-dat-ook vraag

In de serie ‘Schrijven over vakanties’ (die je in zijn geheel terugvindt als je op deze site Blog aanklikt en in de rechterzijbalk onderaan zoekt) dit jaar een korte post over een specifiek onderwerp om met vooral jonge kinderen over te praten, te tekenen en te schrijven: spelletjes en spelen. In de vakantie wordt er wat afgespeeld: binnen en buiten, met zand, in het water, in speeltuinen, met dieren en met allerlei familieleden, vriendjes en onbekende kinderen. Volwassenen doen ineens volop mee, want ze hebben de tijd. Het met elkaar vertellen en schrijven over speel-ervaringen kan een leuke invalshoek zijn als je voor het eerst na de vakantie weer met je groep in de kring zit. Het laat zien dat een specifieke focus vaak interessantere verhalen oproept dan de open vraag: ‘hoe was jouw vakantie?’
Lees verder “Vakantiespelletjes en de wie-heeft-dat-ook vraag”
Vakantielijstjes

Het is mijn gewoonte om aan de start van het nieuwe schooljaar iets te bedenken om kinderen van alle leeftijden met plezier over hun vakantieperiode te laten schrijven (en tekenen). Eerdere blogs gingen over het inzetten van je eigen concrete vakantieherinneringen, het schrijven in diverse genres over de vakantie, en manieren om over het weer te schrijven. Misschien zit daar iets voor jou tussen, als je bezig bent met bedenken wat je de eerste schooldagen met je nieuwe groep kunt doen. Iets leuks, en liefst ook iets waarmee je je groep gelijk op het goede spoor zet van een positieve, enthousiaste schrijfcultuur. Schrijven over de vakantie is een beetje uitgekauwd, maar als je het doordacht aanpakt kan je het benutten als startpunt voor een jaar lang verder komen met schrijven.
Dit jaar wil ik je aandacht vestigen op het nut en het plezier van lijstjes maken, toegespitst op het onderwerp ‘de zomervakantie’. Binnen de werkwijze van de taalronde is het maken van een lijstje een belangrijke stap. Na een levendige vertelronde in de kring, waarin van alles naar boven is gekomen, krijgen kinderen de gelegenheid om even voor zichzelf na te gaan wat er allemaal in hun hoofd is opgekomen tijdens de vertelronde. Dat is meestal veel, ook bij de kinderen die niets verteld hebben. Ze krijgen de kans om even rustig van alles op te schrijven, en vervolgens na te denken waarover ze willen vertellen en schrijven. Juist bij zo’n breed onderwerp als de vakantie is dat van belang. Het gaat niet om de helevakantie, het gaat om kleine ervaringen daarin die je je nog heel goed herinnert.
Belangrijk is dat kinderen het concept ‘lijstje’ begrijpen. Het is geen verhaaltje, het zijn losse punten die onder elkaar staan. Het lijstje kan geschreven of getekend worden. Bij een schrijflijstje gebruik je voor elk punt een nieuwe regel, en eventueel liggende streepjes of bullets. Bij een tekenlijstje staan de vakjes voor elk tekeningetje al op het blaadje, ook onder elkaar en niet naast elkaar zoals in een stripverhaal. Het kan nodig zijn om samen een voorbeeldlijstje op het bord te maken, bijvoorbeeld met jouw eigen ervaringen als uitgangspunt. Wel weer weghalen voor ze zelf aan de slag gaan, anders komen ze in de verleiding het te gaan overschrijven.

Uit het lijstje met ideeën kiest elk kind iets waarover hij of zij meer wil en kan vertellen. Het vertellen gebeurt in een tweetalgesprek van tweemaal 1-3 minuten. Dit mondelinge verwoorden is de voorbereiding op het schrijven van een tekst daarna. Een lijstje is dus geen verzameling ‘steekwoorden’ die je in je tekst gaat opnemen – een vorm die je nogal eens in taalmethodes tegenkomt. Het is een inventarisatie van mogelijke onderwerpen, en bedoeld om uit te kiezen.
Het is belangrijk om van tevoren na te denken over de precieze opdracht voor een lijstje. ‘Maak een lijstje van de drie leukste dingen die je in de vakantie gedaan hebt’, is een erg brede opdracht. Werkelijk alles kan erop komen, je moet bovendien hard nadenken over wat nu het allerleukst was in die zes vrije weken, en wat als er eigenlijk niks heel erg leuk was? Zeker binnen het onderwerp ‘vakantie’ is het belangrijk om de opdracht af te bakenen en heel concreet te maken. Daarnaast moet iedereen kunnen meedoen, ook degenen die de hele vakantie thuis gebleven zijn.
Lijstjes maken van voorwerpen, personen of plekkenis meestal makkelijk. Je kunt die vaak met een enkel woord aanduiden en die woorden dan onder elkaar schrijven. Voorbeelden van opdrachten: maak een lijstje van voorwerpen die je in de vakantietijd in je handen hebt gehad; van mensen die je in de vakantie bent tegengekomen; van plekken waar je geweest bent waar water was. Moeilijker is het voor kinderen vaak om een lijstje van handelingen, situaties, momenten of gebeurtenissente maken. Daarvoor zijn meer woorden nodig, en die veranderen al gauw in een heel verhaal. Je moet leren hoe je een korte zin over zoiets kunt opschrijven, of een enkel woord dat voor jouzelf genoeg zegt. Ook hierbij kan het handig zijn om eerst hardop denkend een eigen voorbeeld op het bord te maken.
Tijdens het maken van een lijstje hoeft het niet doodstil te zijn. Terwijl de kinderen aan hun lijstje beginnen, lees je af en toe hardop voor wat jij op je eigen lijstje hebt geschreven of getekend, of wat je op lijstjes naast je ziet verschijnen. Dat helpt anderen weer op ideeën. ‘Afkijken’ is bij deze werkvorm juist productief! Ook kan je kinderen nog even herinneren aan dingen die ze tevoren in de kring verteld hebben, zodat die in elk geval ook op de lijstjes komen. Een variatie op individueel lijstjes maken is met zijn allen een lijst op het digibord maken.
Hieronder geef ik voorbeelden van lijstjesopdrachten over de vakantietijd. Ze brengen je hopelijk op ideeën om het schrijven over de vakantie voor iedereen interessanter te maken. Het gaat wat mij betreft niet om lange teksten, maar wel om gedetailleerde, beeldende teksten die maken dat je iets helemaal voor je ziet. Daarbij is tekenen een goed hulpmiddel. Ik geef bij elk lijstjesonderwerp kort aan aan welke items en opdrachten je kunt denken.

Lijst van lijstjesopdrachten
- Lijstje van voorwerpen die je tijdens de zomervakantie in je handen gehad hebt
Voorbeelden: parasol; een fietsstuur; een mondkapje
Tekenen: teken het voorwerp op de plek waar je het in je handen had
- Lijstje van dieren die je in de vakantietijd hebt gezien
Voorbeelden: een kakkerlak; kalfjes; meeuwen
Tekenen: teken het dier op de plek waar je het zag en wat het deed
- Lijstje van voorwerpen die je in de natuur gezien hebt
Voorbeelden: schelpen; zeewier; stenen; een dikke boom
Tekenen: teken het voorwerp heel groot, zo precies mogelijk (of: een uitvergroot stukje ervan)
- Lijstje van dingen die je in de vakantie hebt gedaan met je lijf (werkwoorden)
Voorbeelden: fietsen; drijven; graven; dansen
Tekenen: teken jezelf terwijl je het doet, op de plek waar je het deed
- Lijstje van geluiden die je hoorde op verschillende plekken waar je was in de vakantie
Voorbeelden: drilboor; vliegtuigjes; radio van de buren; huilende baby; regen
Tekenen: 1. teken jezelf op de plek waar je het geluid hoorde, 2. teken de geluidsbron in een ander vakje
- Lijstje van spelletjes die je in de vakantieperiode hebt gespeeld
Voorbeelden: scrabble; fort bouwen; verstoppertje; zwembadspelletje
Tekenen: teken in drie plaatjes hoe het spelletje ging
- Lijstje van plekken buiten waar je geweest bent
Voorbeelden: strand; plein bij oma; tuin; parkeerplaats
Tekenen: teken zo precies mogelijk de hele plek
- Lijstje van dingen die je met of bij water gedaan hebt
Voorbeelden: spatten; over een golf springen; varen; over een hoge brug rijden
Tekenen: teken jezelf terwijl je het aan het doen bent
- Lijstje van bewegende dingen waar je in of op gezeten hebt
Voorbeelden: surfbord; auto; pony; skelter; opblaasdolfijn
Tekenen: teken het ding terwijl jij er op of in zit
- Lijstje van dingen die je met een volwassene/kind samen hebt gedaan
Voorbeelden: tuin sproeien; auto wassen; vissen; inpakken; koken
Tekenen: teken de plek waar jijzelf met die persoon iets aan het doen bent
- Lijstje van dingen die misgingen in de vakantietijd
Voorbeelden: struikelen; mijn pet verliezen; de weg kwijtraken; voor een dichte deur staan
Tekenen: teken in drie plaatjes hoe het begon, verder ging en afliep
- Lijstje van dingen waar je op bent geklommen in de vakantie
Voorbeelden: een berg; een duin; een dakje; een boom
Tekenen: teken het ding met jou erop/in
Zo, wel even genoeg denk ik! Bedenk zelf nog veel betere onderwerpen voor lijstjes, liefst op basis van wat je te horen kreeg in de vertelkring. Vergeet niet dat na het maken van een lijstje en eventueel het tekenen, een essentiële stap volgt: het gedetailleerd vertellen aan een aandachtige luisteraar die heel veel vragen stelt. Dat maakt het makkelijker om vanuit het lijstje en het tekenen over te stappen naar het schrijven.
Ik wens iedereen veel plezier!

Hoe komt het toch dat taalmethodes zo irritant zijn?

Ha, misschien werd je getriggerd door de titel van deze blogpost! Omdat je je ook ergert aan taalmethodes, of gewoon omdat het een nogal suggestieve vraag is, of juist omdat je een medewerker bent van een van de nieuwste taalmethodes in onderwijsland en je die methodes heel effectief vindt. Ik voel al jaren irritatie over taalmethodes, vooral over de schrijflessen, en ik wil dat gevoel eens onderzoeken. Zijn die peperdure lespakketten echt zo irritant, of is dat gewoon mijn persoonlijke hang-up, en zijn ze hun geld dubbel en dwars waard?
Vroeger waren taalmethodes echt verschrikkelijk als het ging om schrijflessen, meestal stellessen genoemd. Dat wil zeggen dat je de raarste, moeilijkste en saaiste schrijfonderwerpen tegenkwam, en vrijwel geen gerichte didactiek of procesbegeleiding. Kinderen moesten bijvoorbeeld schrijven over wat ze zouden doen als ze de loterij wonnen, of de baas van de wereld zouden zijn, of een marsmannetje dat op aarde landt. Of ze moesten een verhaal afmaken. Of, ook heel saai: reclameteksten schrijven over verzonnen producten en uitnodigingen voor verzonnen feesten. In de handleiding voor de leerkracht vond je weinig aanwijzingen voor de didactiek en tekstbesprekingen kwamen al helemaal niet voor. In de handleiding van Zin in Taal uit 2013 las ik zelfs nog de zin
Van echte instructie is in de lessen schrijven (nog) geen sprake. In plaats daarvan verzamelen de leerlingen tijdens de instructiefase stof om over te schrijven.
Een opmerking waar een bekende misvatting over schrijven achter lijkt te zitten, namelijk dat echt onderwijs in schrijven eigenlijk niet mogelijk is, dat je schrijven vanzelf, al doende leert, of dat je er gewoon talent voor moet hebben en anders wordt het toch nooit wat. Tegenwoordig richten taalmethodes zich wat meer op een stapsgewijze opbouw van het schrijfproces, en zijn de opdrachten iets minder afgezaagd. Maar de handleidingen zijn nog steeds niet erg helder over instructie en begeleiding.
De vergeefsheid van handleidingen en werkbladen
Dat brengt me op mijn voornaamste bezwaar tegen stellessen uit taalmethodes: vage handleidingen geven leerkrachten weinig concreets in handen waarmee ze hun leerlingen echt kunnen leren schrijven. Misschien kan dat ook wel niet via een handleiding. In feite gaat het om simpele principes, zoals praten over de inhoud van teksten, over eerste versies van kinderteksten en over manieren om in een tekst je schrijfdoel steeds beter te bereiken. Hoe je effectief met die principes werkt, hangt echter helemaal af van de interactie in jouw specifieke groep. En ook van hoeveel jij als leerkracht zelf weet van tekstsoorten en schrijfprocessen. Dat kunnen methodemakers niet voorspellen, en meestal hebben ze er ook te weinig praktijkervaring mee. Ze gaan uit van lesmateriaal waarmee kinderen zelf kunnen werken en waar leerkrachten zo weinig mogelijk tijd in hoeven te steken. Het gevolg: deprimerende werkboekjes, vervelende opdrachten en veel te algemene schema’s.

Die werkbladen, opdrachten en invulschema’s werken naar mijn idee niet. Kinderen zijn er zo aan gewend dat ze ze op de automatische piloot gaan invullen en niet meer zelf nadenken, zeker niet de zwakkere schrijvers die dat juist zouden moeten doen. Ook zijn ze geen goede basis voor gesprekken over wat kinderen geschreven hebben. Praten over een werkblad, kan het minder inspirerend? Ook leerkrachten hebben daar geen zin in, schat ik in.
Schrijven gaat over iets te melden hebben, daar al pratend met elkaar achter komen, uitproberen hoe je dat schriftelijk kunt verwoorden, dit delen met lezers, lezen wat een ander te melden heeft, aan je tekst prutsen en sleutelen, tevreden zijn met elk nieuw resultaat. Dat alles begeleid door een responsieve leerkracht die interesse heeft in jouw tekst, die meeschrijft en dat hardop denkend voordoet. Op de scholen die zelf schrijflessen zijn gaan ontwerpen zie ik dat voor mijn ogen met succes gebeuren. Bepaald een ander beeld dan een lokaal vol kinderen die stil achter hun tafel werkbladen invullen.

Even een voorbeeld. Een student vroeg me om hulp bij een opdracht uit de taalmethode, waarbij kinderen een advertentie moesten schrijven. Zie de sombere werkbladen hierboven. Samen bedachten we hoe leuk het zou zijn om met kinderen in een taalronde te praten over spullen thuis die eigenlijk wel weg konden, zoals speelgoed waar je nooit meer mee speelt, een stoel of jurk die je niet meer mooi vindt, of een cavia waarvoor je allergisch blijkt te zijn. En dan te bedenken hoe je die spullen zo zou kunnen beschrijven dat een lezer denkt: dat moet ik hebben! Hoe interessant zou het zijn om dan verschillende teksten te bespreken op het criterium ‘aantrekkelijk maken’. En om eens te kijken naar hoe mensen dat op Marktplaats proberen te doen. Hop, de leukste schrijfles ter wereld is geboren…
Wat vinden kinderen van taalmethodes?
Dan is er nog het belangrijke punt van hoe kinderen tegenover taalmethodes staan. In verslagen van mijn studenten kom ik verontrustend vaak tegen dat dat niet erg positief is.
Citaten:
‘Door lessen te ontwerpen die niet uit de methode komen probeer ik de leerlingen extra betrokken te maken.’
‘De leerlingen waren erg enthousiast toen ik vertelde dat we een schrijfles gingen doen die niet te maken had met de methode.’
‘De leerlingen werken niet (vaak) buiten de methode en vinden daardoor het taalonderwijs saai.’
Zou het kunnen dat kinderen dezelfde irritatie voelen bij taalmethodelessen als ikzelf? Ik zie ineens van die jongetjes voor me, die met tegenzin korte zinnetjes invullen op werkbladen – maar die in een totaal andere les ineens wel heel erg zin hebben om over planeten te schrijven. Die jongetjes zijn in mijn ogen precies degenen op wie het schrijfonderwijs gericht zou moeten zijn. En op meisjes natuurlijk. Motiveren staat op nummer 1 als het om schrijven gaat.

| Groep 6 schrijft over waarnemingen onderweg
|
Het effect van taalmethodes op leerkrachten
Ik durf wel te beweren dat taalmethodes met hun gefragmenteerde werkbladlessen het inzicht van leerkrachten in taalontwikkeling, en dus ook in leerlijnen, tegengaan. Dat komt niet doordat er in die taalmethodes geen leerlijnen zijn opgenomen. Integendeel, zeker de nieuwste methodes besteden in hun handleidingen uitgebreid aandacht aan referentieniveaus, tussendoelen en doorlopende leerlijnen voor de belangrijke taaldomeinen. Het punt is dat deze handleidingen niet gelezen worden. Het is sowieso de vraag of aanwijzingen die verder gaan dan pure lesinstructies ooit door een leerkracht gelezen worden. Een van de belangrijkste redenen om met taalmethodes te werken is tijdnood – tijd om je elke keer in de handleiding te verdiepen is er dan natuurlijk ook niet.
Heeft iemand eigenlijk wel eens de effectiviteit van taalmethodes onderzocht? Als iedereen ermee werkt, de inspectie methodes regelmatig aanbeveelt, en loslaten kennelijk heel erg eng wordt gevonden – dan zou toch vast moeten staan dat het werkt, dat kinderen taalvaardiger worden van de taalmethodeprogramma’s? Anneke Smits en Erna van Koeven betwijfelen dat in hun blog: ‘Er is nauwelijks onderzoek voorhanden naar welke aanpakken effectief zijn.(…) In het algemeen valt op dat onze taalmethodes mechanistisch zijn en weinig liefde voor taal laten zien. Het is de vraag of taalontwikkeling zich op deze manier laat vangen.’
Als je dan toch met taalmethodes wilt werken, zou ik voor het domein schrijven zeggen: in plaats van saaie of net verkeerde lessen uit de methode met moeite om te vormen tot leuke en relevante lessen, draai het om en kijk of je voor de leerlijn schrijven waarmee je op dat moment bezig bent nog leuke lesideeën uit methodes kunt halen. Dat betekent dus dat je inzicht moet hebben in zo’n leerlijn en ook in de staat van schrijfvaardigheid van jouw groep. En dat je daarnaast kunt en durft werken met een aantal simpele didactische principes voor goed schrijfonderwijs, zoals die ik aanbied in mijn boek Iedereen kan leren schrijven.
Ik citeer met instemming René Berends:
In het onderwijs geldt de noodzaak voor leraren niet alleen volgend te zijn, niet alleen uit te voeren wat anderen bedacht hebben. Met het taalonderwijs als voorbeeld, gaat het namelijk niet over de creativiteit van de taalmethode, niet over de inzet van bewezen effectieve ‘what works’-aanpakken in het taalonderwijs, maar om kinderen te laten stralen. En daarvoor zijn niet zo zeer die generieke ideeën, aanpakken en materialen nodig, maar de creativiteit van de leraar om in zijn onderwijs af te stemmen op de leerlingen. Hij kent immers de voorkeuren en interesses van zijn kinderen en de omstandigheden van het moment en die vragen telkens weer om aanpassingen.(…) Hij dient geen doorgeefluik te zijn, maar een vertaler. Alle inzichten die hem aangereikt worden, moet hij tot een arrangement maken, waarmee hij optimaal afstemt op zíjn groep, op dát moment in zíjn lokaal. En met al die meepraters aan de zijlijn, is er toch maar één die dat afstemmen op de eigen omstandigheden van de leerlingen kan, de leraar zelf.
(Berends (2015). Column: De vrijheid van taalonderwijs in het geding. In: Tijdschrift Taal, jrg. 6, nr 9, p.36)
Dit citaat doet me beter begrijpen dat het allemaal niet ligt aan de vorm van taalmethodes of de intenties van de schrijvers ervan. Hoe leuk en verantwoord ze ook zijn opgezet, ze vergroten allemaal het risico van de leerkracht-als-doorgeefluik. En de daarbij horende onzekerheid in het eigen vermogen om goed schrijf/taalonderwijs te geven. Ik heb het! Dat is dus wat me irriteert. Schrijven met kinderen is heel erg leuk en er zijn zoveel geschikte momenten voor. Begin met de eenvoudige werkvorm taalronde, kijk goed wat er gebeurt en doe het dan nog een keer. Misschien bekijk je je taalmethode daarna met heel andere ogen.
Schrijven over je vakantie en hoe leuk dat kan zijn

Lekkere vakantie gehad? Die vraag zal in de komende weken heel vaak gesteld worden, op allerlei werkplekken, tussen vrienden en buren die elkaar na een lange of kortere vakantie weer tegenkomen. Ook in alle nieuwe groepen op de basisschool hangen die zes schoolloze weken als een regenwolkje in het opgeruimde lokaal, boven de kring met kinderen die je verwachtingsvol aankijken. Wat ga je ermee doen, met al die ervaringen van al die kinderen? Laat je ze vertellen, en wat kunnen ze dan vertellen? Over wat ze op een strand van zand of stenen gemaakt hebben, of hoe ze zich verveeld hebben in de auto, of over een nieuwe vriend op de camping? En dan de kinderen die veel voor de tv of de computer gehangen hebben, of weken bij oma bivakkeerden omdat hun ouders werkten? Het is heel voorstelbaar dat je er iets mee wilt doen. Veel leerkrachten laten de kinderen in de eerste week over hun vakantie schrijven. Dat is op zich een goed idee, ze zitten tenslotte vol met verhalen. Het punt is: hebben ze die verhalen zomaar paraat, en hebben ze wel zin in dat schrijven?
Mijn vraag aan jou als leerkracht is: zou jij er zelf zin in hebben? Ik nodig je uit om met mij mee te denken over leuke manieren om over de vakantie te schrijven, met behulp van een taalronde. Wat ik zelf altijd doe, is eerst bij mezelf nagaan wat ik eigenlijk voor herinneringen heb aan de afgelopen weken. Het is een lange tijd, die vier, vijf of zes weken. Ik heb van alles gedaan en in mijn hoofd zweeft dat allemaal door elkaar en lijkt het of ik heel veel ben vergeten. Tegen collega’s die ik in de gang tegenkom zeg ik al gauw dingen als: ‘ik was drie weken in Frankrijk, ja was heel erg leuk, het weer was wel wisselend,’ of: ‘we hebben gewandeld in Bretagne, en daarna zaten we nog in een huisje, hartstikke uitgerust, en jij?’ Ook kinderen hebben de neiging om een chronologisch overzicht te geven van alle plekken waar ze geweest zijn en dan op te sommen met wie. Eigenlijk zegt dat niks en het is dus saai om naar te luisteren. Even saai om er op die manier over te schrijven.
Ik probeer anders te denken, door er even voor te gaan zitten en te wachten wat er in mijn hoofd opduikt aan beeld. Ineens komt bij me op hoe we op een dag in de regen liepen en alsmaar zochten naar een droog plekje om onze broodjes op te eten, maar alles was nat, en hoe lastig het toen was om staande onder een boom die broodjes uit de rugzak te halen zonder dat je iets kon neerzetten. We moesten de hele tijd dingen voor elkaar vasthouden terwijl de ander dan bijvoorbeeld een stukje kaas afsneed of een pakje probeerde open te krijgen. Ik zie het weer helemaal voor me en voel weer die doornatte jas die net niet doorlekte, en hoe stoer het eigenlijk was om de hele dag niet te gaan zitten. Dit is een goed verhaal, denk ik, dat ga ik in de kring vertellen. En dan ga ik vragen aan de kinderen: wie herinnert zich ook nog iets dat je in de vakantie in de regen gedaan hebt? Daar gaan zeker verhalen op komen, en niet alleen van degenen die ver weg zijn geweest.

Chronologische overzichten van vakanties zijn niet interessant, kleine concrete vakantie-ervaringen wel. Daar komt bij dat het geheugen door beelden geactiveerd wordt: als ik denk aan dat bos in de regen, floept ineens ook in mijn hoofd dat we steeds twee meisjes tegenkwamen onderweg, soms liepen ze ons voorbij en soms wij hen, en een week later kwamen ze ons tegemoet op een bergpaadje aan de andere kant van het schiereiland en hebben we even staan praten. Daar denk ik aan door dat andere verhaal. En zo kan het ook werken in de vertelkring. Ik kan dit verhaal óók vertellen en dan vragen: wie is ook iemand tegengekomen in de vakantie? Het kan heel interessant worden en schrijven wordt makkelijker, als je kinderen eerst stuurt naar de kleine, concrete herinneringen die ze allemaal hebben maar die niet zomaar vanzelf opkomen.
Hier mijn recept voor de voorbereiding en uitvoering van een taalronde over de vakantie:
1. Ga rustig zitten (desnoods met een vriend of huisgenoot erbij om mee te sparren) met een kopje thee en laat de kleine herinneringen aan je vakantie in je hoofd opkomen. Gebruik eventueel de foto’s die je nog op je telefoon hebt staan als trigger. Elke nieuwe herinnering schrijf je kort in 1 zin op een lijstje.
2. Als er tien ervaringen op je lijstje staan, vertel je aan iemand over enkele daarvan, zo concreet mogelijk, zodat het weer helemaal terugkomt in je hoofd. Onderdruk de neiging om je hele vakantie te gaan samenvatten, blijf bij één kleine, korte, concrete ervaring! Zo heb je voorbereid wat je in de kring ook aan de kinderen kunt vertellen.
3. Schrijf nu bij elke ervaring op je lijstje een vraag die begint met ‘wie heeft ook…?’ bedoeld om kinderen te helpen op net zulke kleine, concrete ervaringen te komen en ze uit te nodigen daarover te vertellen.
4. Neem je lijstje mee de kring in en trek 20 minuten uit voor een ‘wie-heeft-dat-ook-gehad’-kring, met als doel: zoveel mogelijk kinderen kort, concreet laten vertellen over een kleine ervaring. Vermijd spectaculaire zaken als pretparken, zwemparadijzen of Eiffeltorens, tenzij het gaat over iets klein dat daar gebeurde. Laat kinderen elkaar vragen stellen.
5. Als alles borrelt, laat je de kinderen lijstjes maken van 3 à 5 ervaringen in 1 zin, of (in groep 1-3) tekenlijstjes: drie plekken tekenen die ze zich nog goed herinneren omdat er iets gebeurde, of drie voorwerpen waarmee ze op vakantie iets gedaan hebben
6. Laat ze een daarvan kiezen en aan hun buur zo precies mogelijk vertellen hoe het ging
7. Schrijven maar, in de onderbouw: tekenen maar en de juf schrijft erbij
NB. Doe zelf mee! Als alles klaar is, moment plannen voor een voorleesronde met vragenstellen.
Veel plezier met de start van het schooljaar!
Een virtuele taalronde, kan dat?
![]() |
De taalronde als basiswerkvorm voor schrijven

Hoe krijg je een groep kinderen binnen een uur gemotiveerd aan het schrijven, ongeacht hun niveau van taalvaardigheid?
Daarvoor bestaat een ijzersterke werkwijze onder de naam ‘taalronde’. Deze werkwijze hebben we met collega’s in vele tientallen jaren praktijkwerk ontwikkeld, eerst op de Taaldrukwerkplaats en later bij de Stichting Taalvorming. In mijn boeken neemt de taalronde een centrale plaats in. Inmiddels heeft de taalronde ook een serieuze plek gekregen in meerdere handboeken over taalonderwijs op de basisschool (zie bijvoorbeeld Portaal, 2014 p 119-120, 226 en 230) en hebben meerdere pabo’s de werkwijze opgenomen in hun programma. Je kan wel zeggen dat de taalronde alle onderwijshypes van de afgelopen 40 jaar heeft overleefd!
Leerkrachten die voor het eerst met deze aanpak kennismaken zijn vooral verrast door wat ze hun kinderen ineens zien doen: geïnteresseerd met elkaar praten, en dan zonder aarzeling op hun blaadjes duiken. Zelfs degenen die bij schrijfopdrachten uit de taalmethode meestal beginnen te zuchten of wanhopig om zich heen gaan kijken. Zelfs de zeer zwakke schrijvers. Zelfs de nieuwkomers met weinig taal. En dat is wat je wilt als leerkracht: motivatie, zelfvertrouwen, plezier bij iedereen. Schrijven kan leuk zijn, iedereen kan het leren, dat is wat de taalronde vaak onmiddellijk laat zien.

Het geheim van de taalronde
Tja, wat is het geheim? Het klinkt bijna magisch. Dat is het natuurlijk niet. Ik ben tot de conclusie gekomen dat het succes hem zit in de volgende punten:
– De benadering van schrijven als een sociaal proces waaraan iedereen kan deelnemen (en niet als individueel geploeter waar je talent voor moet hebben);
– De praktische, stapsgewijze vorm die in elke groep in een uur gerealiseerd kan worden (heel fijn voor leerkrachten die zich gestrest voelen door tijdgebrek!);
– Het uitgangspunt dat alle kinderen genoeg hebben om over te vertellen, en dat ze daarover dus ook kunnen schrijven(iets dat in het begin verbazing wekt, maar gaandeweg in de praktijk bewezen wordt).
Schrijven is in een taalronde het sluitstuk van een betekenisvol sociaal proces in de kring. Na veel vertellen, vragen stellen en een lijstje maken schrijven kinderen in de laatste tien minuten van de taalronde een eerste versie van hun tekst. De schrijfdrempel zakt bij veel van hen een stuk naar beneden.
In mijn boek vind je in de eerste hoofdstukken duidelijke beschrijvingen van de stappen in de werkwijze en de achterliggende bedoeling daarvan.
Schrijven over wat je al weet
Voor leerkrachten kan het ongewoon zijn om in de schrijfles zoveel te praten. Toch ligt daarin de sleutel. Het ligt eigenlijk voor de hand en het werkt ook bij volwassenen zo: vertel eerst eens aan een ander wat je bedoelt, en ga dan pas schrijven.
Dat vertellen is dus essentieel, maar het is lastig als je niets weet van je onderwerp. Taalrondes drijven dan ook op onderwerpen waarmee alle kinderen ervaring hebben, en die soms eerst bijna te gewoon lijken om over te kunnen schrijven. Een voorwerp dat in je badkamer staat, een plek in de buurt waar je weleens was met andere kinderen, een keer dat je met veel mensen aan tafel zat. Als je erover begint te vertellen, en je hoort anderen erover vertellen, gaat het leven en zie je het voor je. En dan blijk je er gedetailleerd over te kunnen schrijven.

Maar het kan ook gaan over een onderwerp waar je net veel over hebt geleerd, of waar je zelf toevallig veel van afweet. Na een bezoek aan het planetarium praten kinderen in de kring met elkaar over allerlei zaken die ze daar te weten kwamen. Ze halen samen terug wat er te zien was en verteld werd. Ze maken er een lijstje van. Vervolgens kiezen ze een van die onderwerpjes om eerst nog eens in tweetallen over te praten en er dan een korte, informatieve tekst over te schrijven.

Waarom een taalronde niet genoeg is
Hoe geweldig het ook al is dat je kinderen ineens met gemak aan het schrijven slaan – voor de ontwikkeling van schrijfvaardigheid is het niet genoeg om alleen een maandelijkse taalronde in te plannen. Taalrondes zijn een motiverende eerste stap in het schrijfproces, met name voor kinderen die nog weinig met plezier geschreven hebben of die denken dat ze het niet kunnen. Na een taalronde heb je een stapel eerste versies. Daarmee moet je doorwerken, zoals ik al beschreef in dit eerdere blog. Dat gebeurt in de eerste plaats door teksten klassikaal en in tweetallen te bespreken en te herzien. Ook is het enorm belangrijk om geleidelijk bewust met genres te gaan werken en meer aandacht te besteden aan instructie daarop en aan specifieke schrijfopdrachten. Hierop is mijn boek gericht.
Taalrondes geven ruimte om te leren, zelfvertrouwen, plezier. Op die basis kan schrijfvaardigheid gaan groeien!



