Meningsteksten schrijven op de basisschool is nodiger dan ooit
Ik werkte in een grijs verleden als ‘anti-racisme-expert’ bij een Amsterdamse onderwijsinstelling. Het was de bedoeling dat ik onderwijsprojecten bedacht waardoor kinderen inzicht zouden krijgen in racisme en hun eigen vooroordelen zouden veranderen in afgewogen oordelen. Ik denk dat ik toen allergisch geworden ben voor meningen. Althans: voor het bij kinderen werken aan meningsvorming. Kinderen hebben een fijn zintuig voor meningen die ze volgens volwassenen moeten hebben. Bijvoorbeeld over racisme (is fout) of pesten (mag niet) of regels overtreden (ook niet slim). Daarnaast hebben ze voorspelbare meningen over andere kwesties, zoals zeehondjes doden voor bontjassen (is gemeen). Hierdoor is het vaak niet interessant om een zogenaamd open gesprek met ze te voeren over hun meningen. Ze weten al precies wat ze moeten vinden en leerkrachten sturen daar ook nog eens nadrukkelijk op aan.
Ervaringen in plaats van meningen
Bij de Stichting Taalvorming vonden we het destijds om deze reden niet effectief om met kinderen over meningen te werken. Het bleek veel interessanter om te focussen op ervaringen, en die zo precies te verwoorden dat een luisteraar of lezer de nuances zag en oppervlakkige oordelen werden tegengegaan (lees hier een artikel dat we daar in 2002 over schreven). Ik vond het treffend dat ik tijdens de afgelopen verkiezingsperiode precies dezelfde gedachte terugvond in het initiatief van Joris Luijendijk om het debat te vervangen door het gesprek. Schrijven is in dit opzicht een belangrijk hulpmiddel, omdat het helpt je impulsieve gevoelens even af te remmen, stil te staan bij wat je nu precies hebt meegemaakt, hoe dat geleid heeft tot een bepaald standpunt en wat je nu eigenlijk precies bedoelt. Ook voor kinderen werkt dat zo.
Waarover hebben kinderen een mening?
Bij het onderzoeken van schrijfopdrachten in verschillende genres bleken ‘meningsteksten’ (zoals ze in taalmethodes vaak genoemd worden) het lastigst van alle genres. Vooral doordat het moeilijk was onderwerpen te vinden waarover kinderen in verschillende leeftijdsgroepen zelfstandig een mening konden vormen. Maar ook doordat het vervolgens onder woorden brengen van die mening behoorlijk ingewikkeld bleek, zelfs in de bovenbouw. Bij het onderwerp ‘eerlijk en niet eerlijk’ kwamen allerlei huiselijke kwesties naar boven waarbij kinderen op het eerste gezicht een duidelijk standpunt innamen. Bijvoorbeeld over zaken als de verdeling van taakjes in huis, regels over zakgeld of bedtijd of snoepen. Maar bij nader onderzoek bleek het voor hen ingewikkeld om eigen standpunten te onderscheiden van die van de ouders, en vonden kinderen de argumenten van ouders vaak ook wel weer begrijpelijk (zie onderstaande tekst).
Samenvattend: onderwerpen waren lastig voor dit genre, zeker bij jonge kinderen. Het vermogen om verschillende standpunten over een kwestie te onderscheiden, met elkaar te vergelijken en daartussen een positie in te nemen leek te hoog gegrepen op de basisschool. Het leek mij te moeilijk allemaal en discussies in de klas liepen vaak uit op hetzij een warboel, hetzij machteloosheid en veel te botte meningen. Ik vond het gemeen om kinderen te confronteren met ingewikkelde volwassenen-problemen zoals milieuvervuiling of de vluchtelingenkwestie, en concludeerde dat het wel goed was om hierover met ze in gesprek te gaan en onderzoek te doen, maar niet om ze tot een standpunt te dwingen en dat ook nog op te schrijven. Ik vond de leerlijnplanners aan mijn zijde: in de leerlijnen strategisch schrijven staat betogend schrijven slechts terloops vermeld als een klein onderdeel van streefniveau eind groep 8.
Ingewikkelde meningstekst groep 8
Met kinderen schrijven over meningen in de 21ste eeuw
Deze ‘mening’ is bij mij inmiddels veranderd en die nieuwe mening zal ik hier eens proberen neer te zetten en te beargumenteren. Ik denk nu dat ook jonge kinderen zich bewust kunnen worden van eigen gevoelens, oordelen en standpunten over allerlei kwesties, dat zij kunnen leren om die onder woorden te brengen, dat dit in deze tijd juist heel belangrijk is en dat schrijven er enorm bij helpt. Maar… dit alles alleen als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. De kwesties zijn concreet en voorstelbaar voor de betreffende leeftijdsgroep
b. Er is geen druk of verplichting om een mening te hebben
c. De nadruk ligt op het doel ‘leren met taal iets te evalueren’ (bespreken, beschouwen of beoordelen), en niet op het doel ‘een mening hebben’
d. De kwesties worden in begeleide, stapsgewijze gesprekken verkend voordat een standpunt hoeft te worden ingenomen
e. De leerkracht helpt gedachten over de kwestie te structureren in denkstappen, die schriftelijk worden vastgelegd in een betoog, een beschouwing of een respons (zie genre-overzicht)
Toelichting:
Ad a. Kwesties
Starten met een concrete kwestie waarover kinderen verschillend kunnen denken is essentieel. Liefst eentje die tijdens gesprekken opkomt in je groep. Dat kan variëren van ‘dieren opsluiten in dierentuinen’ tot ‘zelf mogen bepalen wanneer je naar bed gaat/wat je aan doet/wat je eet’ of ‘leerplicht voor kinderen tot 16 jaar’. Nog beter: concrete kwesties die op school spelen zoals: hoe vaak moeten kinderen gymles hebben, mogen kinderen snoep mee naar school, de inrichting van de speelplaats, waar gaan we heen met schoolreisje. Al te brede morele kwestie als ‘pesten’ of ‘racisme’ zijn in mijn ogen minder geschikt als kinderen net beginnen dit te leren.
Ad b. en c. Leren een mening te hebben
Belangrijk vind ik ook dat het in deze aanpak niet draait om ‘een mening te hebben’, maar om ‘leren wat een mening is en hoe je die kunt verwoorden en onderbouwen’. Het verschil is subtiel maar essentieel: kinderen beginnen zich net bewust te worden van het onderscheid tussen een feit en een mening, een gedachte en een gevoel, een spontane reactie en een redenering en ze moeten die verschillen kunnen verkennen zonder gevaar.
Stadia van denkvaardigheid volgens Bloom en Anderson
‘Evalueren’ wordt beschouwd als een van de hoogste stadia van denkvaardigheid. Niet bereikbaar voor kinderen onder de twaalf dus? Ik denk: net zo goed als kinderen kunnen leren redeneren en analyseren, kunnen ze in de basisschoolleeftijd leren argumenteren. Ze kunnen ook leren belangstelling te hebben voor de argumentatie van anderen. Het is in dit meningentijdperk belangrijker dan ooit dat ze hier ervaring mee opdoen in een veilige omgeving.
Ad d. en e. Leerkrachten helpen kinderen met denken
Goede begeleiding zorgt voor die veiligheid. En schrijven is een onmisbaar middel bij het rustig onderzoeken, verwoorden, en organiseren van je gedachten. In een interessant artikel over het schrijven van betogende teksten met kinderen van 5 tot 7 jaar wordt getoond hoe die kinderen onder begeleiding in staat zijn om standpunten te verwoorden, en daarmee hun denkvermogen ontwikkelen. Het aanbieden van een schrijfschema is daarbij een belangrijk hulpmiddel. Het is ook mijn eigen ervaring dat hulp bij het schriftelijk structureren van gedachten kinderen meer grip geeft op hun eigen denken, zie een voorbeeld hieronder van een betoog uit groep 5 en hier voorbeelden van beschouwingen en betogen uit groep 7. Er zijn tegenwoordig meer werkwijzen in omloop waarbij kinderen werken met denkstappen, zie bijvoorbeeld hier. Een valkuil bij veel van die werkwijzen die je op internet of in taalmethodes vindt is: zomaar een werkblad uitdelen en verwachten dat ze er dan wel zelf uit komen. Groepsgesprekken waarin een kwestie verkend wordt, samen proberen een eerste betogende of beschouwende tekst te schrijven, keuzes maken uit evaluerende woorden van verschillende sterkte, en bespreking van verschillende versies van kinderteksten zijn onmisbaar voor het bereiken van het leereffect.
Gestructureerde meningstekst groep 5
Ik nodig bij deze iedereen uit om betogen en beschouwingen aan mij te sturen die je met je kinderen geschreven hebt! Een volgend blog zal ik ingaan op het schrijven van het evaluerende genre ‘respons’, in de gewone wereld vooral bekend als recensie, en op de basisschool veelal als boekverslag. Dat kan ook veel leuker en zinvoller worden!
De drie hoofdgenres: vertellen, informeren en evalueren
Als ik afga op wat leerkrachten op basisscholen mij vertellen, lijkt het wel of ze hun leerlingen overwegend ‘verhaaltjes’ laten schrijven. Eigenlijk vooral omdat ze kinderteksten zo benoemen. Als ik doorvraag, blijkt vaak dat ze met de term ‘verhaaltjes’ allerlei soorten teksten bedoelen: verslagen van uitstapjes of vakanties, navertelde inhoud van boeken, reclameteksten, recepten, uitnodigingen etcetera. Het woord ‘verhaaltje’ is ook voor jonge kinderen bekend (ik herinner me van de kinderen vroeger het bevel ‘haaltje tellen!’) en het lijkt daardoor een handig woord om het abstractere begrip ‘tekst’ mee aan te duiden. Maar in het kader van goed schrijfonderwijs is het geen goed idee om bijvoorbeeld de opdracht te geven ‘schrijf een verhaaltje over hoe je een ei moet bakken’!
Wat is een tekst?
Vanaf ongeveer groep 3 zou je de term ‘tekst’ al kunnen introduceren voor alles wat kinderen lezen en schrijven, mits het geen losse woorden of zinnen zijn. Een verhaal is een tekst, maar een brief ook, net als een gedicht, een gebruiksaanwijzing of een krantenartikel. Het voordeel van de term ‘tekst’ is dat hij genre-neutraal is en het daardoor mogelijk maakt om te denken over verschillende soorten teksten. En dat is van groot belang voor zowel lees- als schrijfvaardigheid. Als kinderen leren dat die verschillen er zijn, en dat bijvoorbeeld niet elke tekst in de ik-vorm of de verleden tijd staat, dat sommige teksten verdeeld zijn in paragrafen en andere niet, dat teksten op heel verschillende manieren kunnen beginnen en eindigen, en dat de toon van teksten formeel of informeel kan zijn – dan kunnen ze ook leren om rekening te houden met zulke verschillen bij een schrijftaak.
Van wie leren ze over deze verschillen? Om te beginnen van hun eigen ervaringen met allerlei soorten teksten. Zodra ze kunnen lezen merken ze al dat een verhaaltje in een prentenboek een ander soort tekst is dan een versje, de regels bij een spelletje of de tekst op een snoepverpakking. Dat wil niet zeggen dat ze deze verschillen met behulp van het begrip ‘tekst’ ook zelf kunnen benoemen. Daarvoor hebben ze de leerkracht nodig, die deze impliciete kennis over teksten expliciet maakt.
Wat leerkrachten moeten weten over teksten en genres
Maar dan moet die kennis bij leerkrachten ook wel expliciet aanwezig zijn! Het is heel moeilijk om les te geven in iets dat je alleen maar impliciet, onbewust beheerst. Het belangrijkste dat leerkrachten moeten weten over teksten is in mijn ogen: dat teksten geen vrij zwevende stukjes taal zijn, maar altijd zijn ingebed in een of andere situatie, ook wel ‘context’ genoemd. In die situatie speelt de tekst een rol, heeft hij een doel, moet hij iets doen. En die rol of functie bepaalt hoe de tekst eruitziet. Het bepaalt hoe de tekst is opgebouwd, welke toon hij heeft, welke woorden gebruikt worden, en zelfs: of hij met de hand geschreven is of getypt, of zinsbouw klopt en woorden correct gespeld zijn. Zo is complete zinsbouw in krantenkoppen vaak niet nodig, en corrigeert vrijwel niemand de spelling van whatsapp-berichten (behalve de automatische spellingcontrole). Als je helemaal niet weet wat een tekst moet doen, is het heel lastig om hem te schrijven. Ik zit dit blog te schrijven met in mijn hoofd mijn blogpagina, en de leerkrachten die ik graag op een aansprekende manier iets wil duidelijk maken over goed schrijfonderwijs – dat bepaalt ongeveer elke beslissing die ik neem over wat ik opschrijf.
Van groot naar klein, in plaats van andersom
Het onderstaande schema (van der Leeuw en Meestringa, 2016) maakt duidelijk hoe een tekst onderdeel is van een groter, sociaal geheel. Je kunt vanuit het grootste geheel, de cultuur, inzoomen tot je bij de kleinste elementen van een tekst bent aangeland: de zinnen, woorden, klanken en tekens. Vaak kijkt men in het onderwijs precies andersom, of heeft men zelfs alleen maar aandacht voor die kleinste elementen: zinsbouw en spelling. Ook wordt nog al eens gedacht dat elke tekst dezelfde structuur heeft, namelijk een inleiding-kern-slot structuur. Kinderen die van hun leraar de opdracht krijgen om een tekst te schrijven met hoofdletters en punten, juiste spelling en een inleiding, een kern en een slot, proberen zonder verder nadenken aan deze criteria te voldoen. Ze leren impliciet dat dit voor elke tekst de belangrijkste criteria zijn. Maar veel belangrijker voor een goede schrijfvaardigheid is: begrijpen hoe elke tekst een doel, een onderwerp en een daarbij horende vorm en toon heeft, en hoe teksten daardoor van elkaar kunnen verschillen.
De drie hoofdgenres
Voor mijzelf was het een enorme eyeopener om kennis te maken met de taalkundige indeling van teksten in drie hoofdgenres: verhalende, informerende en evaluerende teksten. Ineens kwam er systematiek in de warrige berg tekstsoorten die je tegenkomt in taalmethodes en leerlijndocumenten. Het verschil tussen de schrijfdoelen ‘vertellen’, ‘informeren’ en ‘evalueren’ is onmiddellijk herkenbaar en maakt het inzichtelijk dat je bij elk van deze drie doelen iets anders met taal moet doen. Bij vertellen gaat het om chronologie van gebeurtenissen, bij informeren om overzichtelijkheid van feiten, bij evalueren om argumentatie en onderbouwing. In kindertaal: vertellen hoe iets gebeurde, uitleggen hoe iets in elkaar zit, zeggen wat je van iets vindt.
Leerkrachten vinden de driedeling meteen meer richting geven aan de schrijfopdrachten die ze zelf ontwerpen. Het geeft ze ook aanknopingspunten voor het beoordelen van teksten en het werken aan doorgaande lijnen in verhalend, informerend en evaluerend schrijven. Een verdere onderverdeling van de drie hoofdgenres in een beperkt aantal subgenres geeft vanzelfsprekende mogelijkheden om schrijftaken te verbinden met inhouden uit de zaakvakken, zie hierover mijn boek Iedereen kan leren schrijven en het boek Genres in schoolvakken.
Genrefamilie
|
Genres
|
Kenmerkend aspect
|
Verhalende genres
|
Vertelling
|
Ervaring
|
Verhaal
|
Complicatie
|
|
Informerende genres
|
Historie
|
Tijdsperspectief
|
Verslag
|
Chronologie
|
|
Beschrijving
|
Classificatie
|
|
Procedure
|
Instructie
|
|
Verklaring
|
Causaliteit
|
|
Waarderende genres
|
Beschouwing
|
Perspectieven
|
Betoog
|
Argumenten
|