Coronaschrijven week 6

 

Het waren spannende weken voor de scholen. En nu wordt het opnieuw spannend: gaan de scholen weer open? Of ze nu dicht blijven of opengaan, het is goed om kinderen te blijven stimuleren tot schrijven. Online of offline. In deze blog geen uitgewerkte nieuwe opdrachten, maar een paar reflecties op de uitvoering, een simpele opzet voor een taalronde over Coronatijd-ervaringen en voorbeelden van opgestuurde kinderteksten.

Online en offline tot schrijven komen

De schrijfopdrachten die ik de afgelopen weken op mijn blog heb geplaatst, bevatten allemaal het belangrijke didactische principe eerst praten, dan schrijven.  Daarbij ben ik ervan uitgegaan dat kinderen thuis wel iemand kunnen vinden om mee te praten: een ouder, een ander familielid of huisgenoot, een vriendje uit de straat. Een soort noodoplossing, die mogelijk toch hier en daar tot leuke gesprekken heeft geleid.

Ik hoorde dat het sommige scholen gelukt is om online contactmomenten te organiseren met kinderen via platforms als Zoom of Skype, Social Schools of Google Classroom. Daardoor konden leerkrachten een-op-een gesprekjes voeren met kinderen, of met een klein groepje, of zelfs met een hele groep. Zulke gesprekken kunnen heel goed de basis zijn voor het daarna schrijven van teksten.

Ook in schoolteams kan dat: het 20-koppige team van basisschool de Archipel in Amsterdam wisselde ervaringen met elkaar uit via een Zoom-bijeenkomst, op de manier zoals je dat ook zou doen in een vertelkring met kinderen. De gespreksleider stelde vragen naar speciale ervaringen in de Coronatijd, zoals:

  • Hoe ben je in beweging gebleven?
  • Hoe heb je aandacht gegeven aan mensen die je niet in het echt kon ontmoeten?
  • Welke plaats in huis is nu belangrijk voor jou geworden?
  • Wat heb je gedaan wat je anders waarschijnlijk niet gedaan had?

Aan de hand van korte vertelbeurten werd verteld over kleine ervaringen, daarna maakte elk teamlid een lijstje van ervaringen die bij hem of haar naar boven waren gekomen tijdens deze vertelronde. Hieruit koos iedereen voor zichzelf een onderwerp om een tekst over te schrijven, eventueel voorzien van een foto. De teksten zijn op een Padlet-muur geplaatst waar iedereen ze kon lezen, zie hieronder een fragment daarvan:

Schoolteam schrijft over Corona-ervaringen

Aan de teksten is duidelijk te merken hoeveel plezier deze collega’s hadden in het op schrift stellen van een kleine Coronatijd-ervaring. Op deze mooie manier is iets vastgelegd en gedeeld over deze vreemde periode, en hebben de leerkrachten zich tegelijkertijd voorbereid op een soortgelijke taalronde met kinderen, online of gewoon weer in de klas. Geen betere voorbereiding van een taalronde of andere schrijfles, dan eerst zelf vertellen en schrijven over het onderwerp!

Ik stel me voor dat je dit precies zo kunt doen met kinderen, en je ze naast de vragen hierboven nog meer vragen kunt stellen:

  • Wie heeft ook een nieuw spel gedaan of bedacht?
  • Wie heeft ook iets samen met een moeder of vader gedaan dat je anders niet zo snel doet?
  • Wie heeft ook online met iemand gepraat met wie je anders in het echt praat?
  • Wie heeft zich meer verveeld dan anders?
  • Wat ging niet door en wat kwam ervoor in de plaats?
  • Wat gebeurde wat je niet had verwacht?

Na de vertelronde maken kinderen een lijstje met ongewone dingen die de afgelopen tijd gebeurden, kiezen daar een uit, vertellen eventueel nog eens in tweetallen over de gekozen gebeurtenis, en schrijven dan zo precies mogelijk op hoe het gegaan is. Foto of tekening erbij. Als de teksten daarna in de groep gedeeld kunnen worden, bijvoorbeeld via Padlet, kan naast de schrijfmotivatie ook het groepsgevoel weer een impuls krijgen.

Online feedback geven op teksten

Van meerdere leerkrachten kreeg ik de afgelopen weken vragen over het geven van feedback op ingeleverde kinderteksten. Zonder feedback leer je niet schrijven, zoveel staat vast. Maar moet je daar in deze tijd wel de nadruk op leggen? Ben je niet al blij als kinderen überhaupt iets schrijven en opsturen? Een leerkracht mailde me over ingezonden recepten van haar groep 5:

In de klas loop ik rond en help ik ze ter plekke. Maar nu zie ik alleen het eindproduct op een foto die ze met veel inzet hebben gemaakt. Ze hebben dan thuis een goed gevoel, papa en/of mama zijn ingezet, en het is af. Klaar. Punt. Door naar het volgende…. Ik vind het lastig om daar dan iets anders dan alleen maar “heel erg bedankt en wat mooi en was het lekker?” op terug te geven. Ik heb 1 kind geprobeerd, zijn tekst was slecht leesbaar, met veel doorkrassen. Dus ik opperde voorzichtig dat hij het misschien nog netjes zou kunnen schrijven, zodat ik het recept thuis ook kon maken. Maar ik kreeg terug dat hij daar niet aan wilde beginnen. Dan maakte ik het toch niet thuis? Ook de vader had er wel even tabak van. En dat kan ik me zo goed voorstellen. 

Groep 5: recept voor wentelteefjes

Zeer voorstelbaar allemaal. Blij zijn met teksten, ze verwelkomen en behandelen als kostbaarheden, dat blijft een onderdeel van de positieve schrijfcultuur die je nodig hebt als je wilt dat kinderen verder komen met schrijven. Nu nog meer dan normaal. Toch is feedback geven daarmee niet in tegenspraak. Als je onder feedback verstaat: opdragen om spelfouten te verbeteren of de tekst netter te maken, of opmerken wat er allemaal niet goed aan is, zullen kinderen er niet veel mee hebben. Maar als feedback in de eerste plaats betekent: een reactie op de inhoud van een tekst, bijvoorbeeld in de vorm van vragen, en als ook duidelijk wordt wat er goed en interessant is aan de tekst, komt dat heel anders over. Leerkrachten kunnen zich aanwennen om primair op de inhoud van een tekst te reageren en niet direct op de vorm. Waarmee ik niet wil zeggen dat de vorm niet belangrijk is, maar dat hij volgt op de bedoeling en inhoud van een tekst en dus niet los vooropstaat.

Op afstand met kinderen communiceren over hun teksten is natuurlijk tien keer moeilijker dan als je naast ze staat in de klas. Maar het is de moeite waard om ook in deze omstandigheden te proberen ze te motiveren tot het opnieuw lezen, veranderen en verbeteren van hun teksten en daarvan iets te leren. Hier mijn tips:

  • Maak van tevoren duidelijk dat je feedback gaat teruggeven op bepaalde criteria. Dan is dat niet onverwacht en kijkt een kind er mogelijk ook naar uit. Als je pas met die criteria komt nadat ze al een tekst hebben geschreven, komt het ineens uit de lucht vallen.
  • Herschrijven moet heel precies geïnstrueerd worden. Ook moet expliciet duidelijk zijn wat je ervan leert. Dat moet een leerkracht benoemen en laten zien. En er moet een gewoonte komen om te werken met verschillende versies van een tekst – dus niet meteen in het net! Ook op afstand zou je dit kunnen aankondigen: stuur eerst je kladversie terug, daar werken we dan nog aan voordat we hem echt afmaken.
  • Verzamel alle teksten, publiceer ze op een online schoolplatform of op Padlet, zodat alle kinderen elkaars teksten kunnen lezen. Dat motiveert in een latere fase ook om teksten echt goed te maken.
  • Als je af en toe online contact met de kinderen hebt: praat samen over de teksten, stel vragen over wat je niet begrijpt, benoem wat er goed aan is, wat er nog sterker aan zou kunnen. Dan hoef je dat niet eens daadwerkelijk te verbeteren, maar leren ze toch iets en vergelijken ze hun eigen teksten met die van anderen. Kan misschien het beste met kleine groepjes.
  • Stuur bij elke ontvangen tekst een of meer vragen terug. Wat heb jij niet helemaal begrepen? Een vraag is minder aanvallend dan een aangestreepte fout of een verbeteropdracht. Je kunt ze vragen om deze vragen per omgaande te beantwoorden. Daarop geef je feedback in de vorm van suggesties wat de tekst sterker had gemaakt. Misschien kan je dit ook door kinderen bij elkaars teksten laten doen (in tweetallen). En dan alles naar jou laten cc-en.

NB Dit is allemaal experimenteel, het kost tijd, het lukt misschien niet precies zoals je het gewild had. Probeer het gewoon en kijk wat je ervan kunt leren!

Kinderteksten

Hieronder wil ik tot slot een aantal teksten laten zien die kinderen via mail of app hebben opgestuurd aan hun juf of meester, vaak in de vorm van gefotografeerde tekeningen en handgeschreven teksten. Dank voor het sturen, stuur er nog meer!

Groep 1-2: iets wat je op de bank gedaan hebt

Groep 1-2: iets wat je op de bank gedaan hebt

 

Groep 4: instructie voor hoe je moet zagen

 

Groep 5: feitelijke tekst over vogels in de buurt van je huis

 

Groep 5: feitelijke tekst over vogels in de buurt van je huis

 

Groep 8: Nieuwsbericht over Corona

Coronaschrijven week 5

 

Vorige week heb ik de suggestie gedaan om kinderen mondeling over een voorwerp te laten vertellen en dit in de vorm van een 1-minuut-filmpje op te sturen naar hun juf of meester, die dit op een schoolplatform kan plaatsen zodat het voor anderen zichtbaar is. Zo kunnen kinderen misschien toch op afstand iets aan elkaar vertellen en daarnaar luisteren, ter voorbereiding van een schrijfopdracht. Deze week wil ik doorgaan op deze ‘multimodale’ aanpak, door het bekijken van een filmpje te koppelen aan een praat-, een lees-, een teken- en een schrijfopdracht.

Wat is multimodaal werken? In mijn ogen: een interessant onderwerp bij de kop pakken, en hierover iets bekijken of beluisteren, erover praten, erover lezen, erover tekenen, erover schrijven. Je ontwerpt op die manier een cluster van activiteiten rondom het onderwerp. Daarbij probeer je de opdrachten zo vorm te geven dat leerlingen nauwkeurig en doelgericht kijken, luisteren, lezen en schrijven. Ze gaan nadenken, verschillende informatiebronnen en communicatievormen met elkaar in verband brengen, en actief taal gebruiken. Dat past bij het diagram over multimodale geletterdheid dat ik in een eerdere blog al presenteerde:

Bron afbeelding: Walsh, M. (2010). Multimodal literacy: What does it mean for classroom practice? In: Australian Journal of Language and Literacy, Vol 33 nr 3, pp 211-239, January 2010

Het diagram laat zien hoe kinderen hun multimodale geletterdheid ontwikkelen door doelgericht te werken met verschillende typen tekst: gedrukt, gesproken, digitaal, multi-mediaal (bestaande uit meerdere media zoals tekst,(film)beeld, geluid). En dat is ook wat ze zullen moeten leren in deze tijd.

Het lijkt mij de moeite waard om te bekijken of kinderen ook zonder begeleiding van hun juf of meester tot nadenken en rijk taalgebruik kunnen worden aangezet. Wat gebeurt er als kinderen een kijkopdracht, een luister/leesopdracht, een tekenopdracht en een schrijfopdracht met elkaar verbinden? En als ze daarbij zowel online als offline kunnen werken? Inmiddels hebben ze misschien al genoeg gekregen van thuis oefeningen maken uit het taalboek. Zouden we kunnen beginnen met hun interesse te wekken in een onderwerp, en ze daarbij stiekem aan het kijken, lezen, praten, tekenen en schrijven krijgen? Zou dat ook kunnen werken bij die kinderen die van huis uit weinig steun krijgen?

Ik geef weer voorbeelden voor de verschillende leeftijdsgroepen. Het onderwerp is deze keer: insecten. Daarbij zoom/zoem ik in op bijen.

Start is steeds het bekijken van een filmpje. Eventueel aangevuld met observaties van bijen in de eigen omgeving, als dat mogelijk is. Daarna volgt een reeksje andere opdrachten, gericht op praten, luisteren, lezen, schrijven in samenhang.

 Deelonderwerpen:

Groep 1-3: wat is een bij en wat doet hij?

Groep 4-6: verschillende soorten bijen

Groep 6-8: waarom bijen belangrijk voor ons zijn

NB sommige onderwerpen kunnen (met aangepaste opdrachten) ook voor een andere bouw interessant zijn.

Hierna een toelichting bij deze opdrachten. De uitwerking plus hulpmiddelen vind je weer via de link naar de categorie schrijfopdrachten van deze website.

Groep 1-3: wat is een bij en wat doet hij?

Kijken en praten

Filmpje:

  • Bekijk samen met iemand dit filmpje, zonder geluid. Kijk heel goed naar wat de bij doet en praat er samen over, wat denk je dat hij doet en wat zie je?
  • Bekijk het filmpje nu met geluid. Luister goed. Klopt het wat jullie dachten? Wat wist je nog niet?

Plaatjes bekijken samen met iemand op deze website:

Nederlands soortenregister

Klik op enkele bijenfoto’s op deze en volgende pagina’s en bekijk ze goed. Praat er samen met iemand over. Welke vind je heel mooi, welke vind je eng? Laat iemand de namen aan je voorlezen en probeer ze na te zeggen.

Tekenen en schrijven

  • Teken in het kader wat een bij vaak doet, [of: waar jij weleens een bij hebt gezien]
  • Vertel aan een huisgenoot wat een bij doet, [of: wat gebeurde er toen jij die bij zag]
  • De huisgenoot schrijft je tekst bij de tekening.
  • Stuur je taaltekening naar je juf of meester.

Groep 4-6: verschillende soorten bijen

Bron afbeelding: https://www.nederlandsesoorten.nl

Kijken en praten

Bekijk samen met iemand twee filmpjes:

  1. https://www.youtube.com/watch?v=GNV44ZbpkK
  2. https://schooltv.nl/video/hommels-een-grote-harige-bij/

Wat zie je de bij doen in filmpje 1 en in filmpje 2?

Wat is anders, wat is hetzelfde?

Stop steeds het filmpje door de pauzeknop aan te klikken, zodat je even goed kunt kijken en erover praten met iemand anders.

Kijken en tekenen

Bekijk deze website met foto’s van bijen. Door op een foto te klikken zie je de foto in het groot.  Je kunt onderaan de pagina op een nummertje klikken om de volgende pagina met foto’s te zien. Er zijn er heel veel, dus niet alles bekijken!

Kies drie bijensoorten uit waarvan je de naam het leukst vindt.

Teken ze zo precies mogelijk na in de vakjes. Zet de namen eronder.

Kijken en schrijven

Maak samen met een huisgenoot een tabel van kenmerken van deze drie bijensoorten. Bovenaan elke kolom schrijf je de naam van de soort, daaronder zoveel mogelijk kenmerken.

Naam bij 1: Naam bij 2: Naam bij 3:
 

 

 

 

Bespreek met iemand: wat lijkt op elkaar, wat is anders aan elke bij?

Lezen

Lees samen met iemand deze tekst over de verschillen tussen een hommel en een bij. Voorlezen en luisteren mag ook.

Wat lijkt op elkaar bij een hommel en een bij, wat is anders?

 Schrijven

Schrijf een tekst over de verschillen tussen de drie bijensoorten die je al hebt getekend. Doe het net zo als in de tekst die je net hebt gelezen. Je kunt beginnen met de zin:

Deze bijen lijken echt op elkaar, maar er zijn duidelijke verschillen.

Daarna noem je de verschillen op. Gebruik bij het schrijven de tabel die je hebt ingevuld.

Plak de tekst onder de tekeningen.

Nog een keer kijken

Bekijk nog eens de twee filmpjes waar je mee begon. Zie je in deze filmpjes ook verschillende bijen? Wat zijn de verschillen?

Kan je deze bijen terugvinden in het Nederlands soortenregister? Kijk samen met iemand of het lukt om ze te vinden. Wat is lastig bij het zoeken?

Stuur je tekst met tekeningen naar je juf of meester.

Groep 6-8: waarom bijen belangrijk voor ons zijn

Bron afbeelding: https://bijenclub.com/imker-kennisbank/veel-gestelde-vragen/hoe-verzamelen-bijen-stuifmeel/

Kijken en praten

  1. Filmpje 1

Kijk goed naar dit filmpje. Wat doet de bij volgens jou?

  1. Filmpje 2

Zie je op dit filmpje hoe de bij het stuifmeel vervoert? Stuifmeel is: kleine gele korreltjes die op bloemen zitten. Kijk goed en zet af en toe het beeld stil om dit heel goed te kunnen zien. Schrijf op hoe je denkt dat de bij dit doet.

Lezen en denken

Lees drie teksten over bestuiving.

  1. http://www.hetkleineloo.nl/artikel/171/
  2. https://natuurwijzer.naturalis.nl/leerobjecten/handig-bepakte-bijen
  3. https://bijenclub.com/imker-kennisbank/veel-gestelde-vragen/hoe-verzamelen-bijen-stuifmeel/

Weet je nu wat een bij doet met stuifmeel en waarom? Wat is volgens jou bestuiving? Praat er even over met iemand. Beantwoord deze vragen op werkblad 1.

Vergelijk de teksten:

Wat lees je in tekst 1 over het vervoeren van stuifmeel, wat in tekst 2 en wat in tekst 3?

Kijken en schrijven

Bekijk filmpje 3:  Bijen in de knel.

Schrijf een tekst waarin je uitlegt waarom bijen belangrijk voor ons zijn. Gebruik wat je in het filmpje hebt gezien en gehoord, en wat je eerder in de teksten hebt gelezen. Kijk daarvoor eventueel het filmpje nog een keer. Schrijf de tekst op werkblad 2.

Schrijf je tekst in drie stukjes:

  1. wat een bij precies doet met stuifmeel en waarom
  2. waarom het belangrijk is voor ons dat bijen stuifmeel vervoeren
  3. hoe het komt dat er te weinig bijen zijn en wat we eraan kunnen doen

Stuur deze tekst naar je juf of meester.

Link naar de schrijfopdrachten

 

 

 

Coronaschrijven week 4

   

In de afgelopen drie weken is enorm veel uitgeprobeerd op het gebied van thuisonderwijs. Scholen verzinnen allerlei manieren om contact met de kinderen te houden en om ze aan zinvol werk te zetten. Het internet bruist van de leuke ideetjes. Wat mij het moeilijkst lijkt: om ook de kwaliteit van het onderwijs nog een beetje vast te houden en niet alleen maar werkboekjes of losse opdrachten uit te delen.

Voor schrijfopdrachten betekent dat: heel veel aandacht besteden aan de nauwkeurigheid van je schrijf- (of teken-) opdracht. Daar komt nu bij dat je die opdracht niet alleen begrijpelijk moet formuleren voor een kind, maar ook nog voor een helpende huisgenoot. Lastig, maar ook een kans om zelf beter na te denken over wat je wilt dat een kind gaat doen en leren. De schrijfopdrachten die ik op mijn blog aanbied zijn bedoeld als voorbeelden, die je kunt gebruiken om je eigen opdrachten mee te ontwerpen. Vandaar ook dat ik ze heb opgeslagen als Word-documenten waaraan je zelf kunt sleutelen.

Zoals ik in mijn vorige blog schreef is het verder cruciaal dat kinderen met iemand thuis kunnen praten over het schrijfonderwerp, en dat ze feedback krijgen op de teksten/taaltekeningen die ze naar hun leerkracht sturen. Zonder dat is een schrijfopdracht voor de meeste kinderen een losse flodder waar ze niet veel van leren.

Inmiddels hoor ik van veel scholen dat kinderen allerlei producten kunnen plaatsen op online leeromgevingen van de school en daar ook elkaars werk kunnen zien. Ook bestaan er interactieve platforms waar je teksten en beelden met elkaar kunt delen, zoals Padlet, zie ook dit blog daarover. Dat geeft prachtige mogelijkheden voor schrijfonderwijs: je tekst op een muur plaatsen, samen met teksten van al je groepsgenoten, en daarover dan bijvoorbeeld een online vraag-en-antwoord-sessie organiseren.

Ik probeer jullie deze week opnieuw te helpen met ideeën. Deze keer heb ik nagedacht over het benutten van meerdere digitale middelen. ‘Multimodale’ opdrachtjes dus, iets waarover ik in een vorig blog schreef. Alles gaat digitaal, dus we kunnen naast schrijven en tekenen ook fotograferen, filmen en geluidsopnames maken. Al die modaliteiten komen bij elkaar binnen een onderwerp.

Voorwerpen bij jou thuis

 Het lijkt mij leuk als kinderen van alle leeftijden vertellen, schrijven en tekenen over een voorwerp dat ze thuis hebben. Allemaal beginnen ze met het zoeken van voorwerpen binnen een bepaalde, gegeven categorie, bijvoorbeeld ‘oude’ voorwerpen, of ‘gereedschap’. Ze kiezen er drie uit. Uit deze serie kiezen ze er vervolgens weer één, waarbij ze het meest kunnen vertellen.

Ze maken met hulp van een huisgenoot, of zelfstandig, een filmpje van max 1 minuut waarin ze het voorwerp laten zien en erbij vertellen volgens een opdracht. Dat filmpje uploaden ze naar de schoolwebsite of sturen het op een andere manier naar hun meester of juf. Er volgt een werkvorm waarbij vragen gesteld worden naar aanleiding van de filmpjes, door de juf of door een klasgenoot. Die vragen worden opgestuurd en beantwoord, mondeling of schriftelijk.

Hierna volgt de teken-/schrijfopdracht: teken je voorwerp zo precies mogelijk, in de omgeving waar het hoort, en schrijf er een tekst bij volgens een bijgevoegde opdracht. Deze teksten worden aan de leerkracht gestuurd die er feedback op geeft, of peer-feedback regelt volgens bepaalde criteria.

Hieronder voor elke bouw een opdracht volgens dit stramien:

Groep 1-3: een voorwerp bij jou thuis dat vaak gebruikt wordt

Groep 4-6: een handig voorwerp of apparaat bij jou thuis

Groep 6-8: een bijzonder voorwerp bij jou thuis dat je niet kwijt zou willen

NB sommige onderwerpen kunnen (met aangepaste opdrachten) ook voor een andere bouw interessant zijn. NB2 je kunt zelf ook andere categorieën bedenken.

Hierna een toelichting bij deze opdrachten. De uitwerking plus hulpmiddelen vind je weer via de link naar de categorie schrijfopdrachten van deze website.

Multimodale opdracht voor groep 1-3: een voorwerp bij jou thuis dat vaak gebruikt wordt

  • Zoek samen met je moeder, vader, opa of iemand anders drie voorwerpen in huis die vaak gebruikt worden door jou of iemand anders, en die je leuk vindt.
  • Leg ze op tafel en vertel bij elk voorwerp wat je er mee kunt doen en hoe.
  • Kies een van de drie voorwerpen waarbij je het meest kunt vertellen.
  • Neem samen een filmpje op van maximaal 1 minuut, waarin jij het voorwerp goed laat zien en aan je klasgenoten vertelt wat je er mee kunt doen, wie dat vaak doet, hoe het moet, of jij er al eens iets mee gedaan hebt, wat je er verder nog bij wilt vertellen. Er mag iemand meepraten of vragen stellen. Denk eraan om eerst even te oefenen voor je gaat opnemen!
  • Stuur dat filmpje naar je juf of meester.
  • Bekijk samen met een van je ouders filmpjes van andere kinderen.
  • Maak een tekening van jouw eigen voorwerp op de plek waar het vaak gebruikt wordt.
  • Vertel nog eens aan een van je ouders hoe en wanneer je het voorwerp gebruikt hebt; zij schrijven de tekst bij de tekening.
  • Stuur de tekening met tekst naar school en lees samen met een ouder de tekeningen van andere kinderen.

Multimodale opdracht voor groep 4-6: een handig voorwerp of apparaat bij jou thuis

  • Zoek samen drie voorwerpen in je huis die je handig vindt. Het kunnen ook apparaten zijn, maar het mag geen telefoon of computer zijn. Denk aan gereedschap, huishoudelijke apparaten, handige meubels, iets handigs aan je fiets.
  • Leg ze alledrie op tafel en vertel bij elk voorwerp aan een huisgenoot wat je er mee kunt doen en hoe. Praat er samen een beetje over door.
  • Kies een van de drie voorwerpen waarbij je het meest kunt vertellen.
  • Neem samen een filmpje op van maximaal 1 minuut, waarin jij het voorwerp goed laat zien en aan je klasgenoten vertelt wat er handig is aan het voorwerp, wat je er mee kunt doen, wie dat vaak doet, hoe het precies werkt, wat jij er weleens mee gedaan hebt, en wat je er verder nog bij wilt vertellen. Er mag iemand meepraten of vragen stellen. Denk eraan om eerst even te oefenen voor je gaat opnemen!
  • Stuur dat filmpje naar je juf of meester.
  • Bekijk samen met een van je ouders filmpjes van andere kinderen. Schrijf bij één filmpje van een ander kind drie vragen op en stuur deze op.
  • Beantwoord schriftelijk de vragen die je zelf van een ander hebt gekregen.
  • Teken jouw eigen voorwerp zo precies mogelijk na en schrijf met pijltjes bij alle onderdelen waar ze voor dienen.
  • Schrijf een tekst bij deze tekening in vijf stukjes: 1) wat het is en wat je ermee kunt doen, 2) hoe het precies werkt, 3) wat er moeilijk aan is, 4) wat er makkelijk of leuk aan is, 5) hoe het ging toen je het een keer gebruikte.
  • Stuur de tekening met tekst naar je juf of meester. Die stuurt een vraag terug.

Multimodale opdracht voor groep 6-8: een bijzonder voorwerp bij jou thuis dat je niet kwijt zou willen

  • Zoek samen twee of drie bijzondere voorwerpen in je huis die je nooit kwijt zou willen en die iets voor jou of je familie betekenen. Je kunt denken aan een bijzonder aandenken aan iemand, een sieraad, iets dat aan de muur hangt of in de vensterbank staat, een speciale foto, een heel oud ding, iets dat je hebt gevonden en bewaard, iets dat met het land van je ouders te maken heeft, iets dat iemand speciaal voor jou gemaakt heeft.
  • Leg ze alledrie op tafel, bekijk ze goed en vertel bij elk voorwerp aan een huisgenoot waar het vandaan komt, hoe je eraan komt, wat je er mee doet, wat er voor jou belangrijk aan is, etcetera.
  • Kies een van de drie voorwerpen waarbij je het meest kunt vertellen.
  • Neem samen een filmpje op van maximaal 1 minuut, waarin jij het voorwerp goed laat zien en aan je klasgenoten vertelt wat er bijzonder aan het voorwerp is, hoe je er aan komt, waar je het bewaart, en wat je er verder nog bij wilt vertellen. Denk eraan om eerst even te oefenen voor je gaat opnemen!
  • Stuur dat filmpje naar je juf of meester.
  • Bekijk de filmpjes van andere kinderen. Schrijf bij één filmpje van een ander kind drie vragen op en stuur deze op.
  • Beantwoord schriftelijk de vragen die je zelf van een ander hebt gekregen.
  • Teken jouw eigen voorwerp zo precies mogelijk na waarbij je ook heel precies tekent waar het voorwerp staat, hangt of ligt.
  • Schrijf een tekst bij deze tekening met de volgende onderdelen: 1) een beschrijving van het voorwerp en hoe je eraan komt, 2) wat maakt dat dit voor jou een bijzonder of belangrijk voorwerp is.
  • Stuur de tekening met tekst naar je juf of meester. Die stuurt een vraag terug.

 

Coronaschrijven week 3

 

 

 

 

 

 

De derde week van de schoolsluiting breekt aan. Een explosie van creatieve ideeën is losgebarsten om kinderen toch op afstand aan het leren en werken te houden. Het werkt, omdat het moet, omdat er veel meer online kan dan we dachten, en omdat ouders meewerken. Het werkt niet, omdat de interactie met de leraar onmisbaar is, en omdat het sommige ouders niet lukt om hun kind te begeleiden en te stimuleren. Ik hoor dat flink wat kinderen in dat proces onder de radar zijn weggeraakt.

Toch maar blijven proberen en de mooie dingen vieren! Zie bijvoorbeeld dit initiatief waarin scholieren worden aangemoedigd om aan de hand van vijf vragen teksten, tekeningen of filmpjes in te sturen over hun gedachten tijdens deze crisis.

Dan over schrijfopdrachten op afstand. Een opdracht uitdelen is één ding, maar daar vervolgens feedback op geven, een van de belangrijkste strategieën voor leren, is nog wel een lastig tweede ding! Toch is dat laatste waar ik de nadruk op wil leggen. Voordat ik mijn derde reeks schrijfopdrachten aanbied, hier een korte reflectie op de achterliggende visie op leren schrijven.

Kinderen aan het schrijven krijgen is misschien niet eens zo heel lastig. Veel kinderen kunnen met een eenvoudige opdracht wel uit de voeten, mits het onderwerp ze een beetje aanspreekt. Maar als ze heel erg hard moeten nadenken over dat onderwerp, en ook nog over het schrijfdoel en de criteria, en ze tegelijk al aan het schrijven zijn, gaat het mis. In een recent verschenen artikel over de taalronde wordt dat verklaard aan de hand van de theorie van de cognitieve belasting (zie voor een heldere uitleg van die theorie Kirschner, Claessens & Raaijmakers, 2018): het werkgeheugen heeft maar een beperkte capaciteit en beginnende schrijvers kunnen niet alle onderdelen van het complexe schrijfproces tegelijk inzetten.

Bron: http://tijdschrifttaal.nl

De taalronde werkt goed omdat de stapsgewijze aanpak rekening houdt met dit gegeven. De leerkracht neemt kinderen bij de hand, door ze eerst over een schrijfonderwerp te laten praten, en door te werken met lijstjes en tekeningen voorafgaand aan het schrijven. Ook het bespreken van eerste versies geeft het werkgeheugen ruimte om geleidelijk toe te werken naar het einddoel: een goede tekst. En dus te leren schrijven.

Deze principes probeer ik ook in mijn online schrijfopdrachten te verwerken. Dat is natuurlijk wel even wat lastiger dan als je met je groep in de klas zit. Een kind zit aan de keukentafel, als hij geluk heeft met iemand ernaast om mee te praten, maar mogelijk ook in zijn eentje. Hoe kan je zorgen dat je opdracht niet teveel tegelijk vraagt van het werkgeheugen, en dat er ook nog iets geleerd wordt?

Ik doe dat door kleine stappen in te bouwen in het schrijfproces, ook aan die keukentafel. Eerst even vertellen, eerst eens iets lezen of bekijken, eerst tekenen. En ook door hulpmiddeltjes aan te bieden bij het schrijven, zoals een structuurschema, een tekenblad, of beginnetjes van zinnen. Daarnaast zo concreet mogelijk aangeven wat het doel van de tekst is (het genre) en waar een tekst aan moet voldoen. Zodat de leerkracht die de teksten terugkrijgt, aan de hand van die criteria feedback kan geven.

Bij kleuters en groep 3 ligt de nadruk op de kwaliteit van het mondelinge vertellen en het tekenen. Ik bied vragen aan die je kunt stellen, en een zo precies mogelijke tekenopdracht. Dat wordt allemaal opnieuw talig verwerkt in het bijschrijfgesprek en de bijbehorende geschreven tekst.

In midden- en bovenbouw probeer ik kinderen eerst iets te laten doen of lezen, en daarover met een huisgenoot te praten. Dan eveneens een precieze opdracht voor hoe de tekst opgebouwd moet zijn, eventueel samen met een precieze tekenopdracht.

Mijn hoop is dat leerkrachten deze opbouw herkennen, dat huisgenoten van de kinderen er mee uit de voeten kunnen, en dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor goede feedback op de teksten die kinderen hopelijk terugsturen. Ik houd me aanbevolen voor goede voorbeelden!

De onderwerpen van deze week zijn:

Groep 1-3: drie dingen die je buiten gedaan hebt (vertelling)

Groep 4-6: iets dat je in de keuken gemaakt hebt (vertelling en instructie)

Groep 6-8: een boek dat je thuis gelezen hebt of een film die je gezien hebt (respons)

NB sommige onderwerpen kunnen ook voor een andere leeftijdsgroep interessant zijn.

Hieronder een globaal beeld van de opdrachten, de uitwerking vind je weer via de link naar de categorie schrijfopdrachten van deze website.

Teken-/schrijfopdracht voor groep 1-3

Onderwerp: drie dingen waar je op geklommen bent (vertelling)

Vertelopdracht: praten met je moeder/vader/oma/opa over waar jij weleens op geklommen bent, de laatste dagen of een heel andere keer, bijvoorbeeld:

  • op een hek klimmen
  • op iets in de speeltuin klimmen
  • op het aanrecht in de keuken klimmen
  • in een boom klimmen
  • in een touw klimmen
  • klimmen op iets dat daarvoor niet bedoeld is
  • op een ladder of trapje klimmen
  • op je stapelbed klimmen
  • op je moeder of broer klimmen
  • etcetera

Vertel steeds ook hoe je het precies doet.

Tekenopdracht: teken in de vakjes drie dingen waar je op geklommen bent

Bijschrijven: je moeder of vader of iemand anders schrijft naast elke tekening wat jij erbij vertelt (NB mag ook in een andere taal dan Nederlands, als dat makkelijker is). Vertel bij elke tekening precies hoe je het doet.

Deze taaltekeningen stuur je als foto of scan naar je juf of meester.

Schrijfopdracht voor groep 4-6

 Onderwerp: iets dat je in de keuken gemaakt hebt (vertelling en instructie)

Doe-opdracht: maak iets om te eten of drinken in de keuken, liefst met hulp van een huisgenoot. Het mag niet iets kant-en-klaars zijn! Suggesties: een tosti, een slaatje, een taart, koekjes, een toetje, soep, roti met kip of iets nog ingewikkelders.

Praatopdracht: bespreek met iemand na wat er gebeurde terwijl je bezig was, bijvoorbeeld aan de hand van vragen:

  • wat had je nodig en welke stappen heb je gezet?
  • waar moest je goed op letten?
  • wat ging niet zo goed of mis?
  • wie kwam kijken of meehelpen?
  • wat gebeurde er ook nog terwijl je bezig was?
  • wie bemoeide zich ermee of deed irritant?
  • wat werkte echt goed?
  • wat is goed gelukt en hoezo?

 Schrijfopdracht 1 (vertelling): beschrijf zo precies mogelijk iets dat gebeurde terwijl je dit aan het maken was, doe dat in de verleden tijd, en begin bijvoorbeeld met deze woorden: Ik ging in de keuken …….

 Schrijfopdracht 2 (instructie): beschrijf nu wat je precies gedaan hebt, maar nu in de vorm van een instructie, oftewel een recept, zodat iemand die het leest begrijpt wat hij moet doen en in welke volgorde. Schrijf je recept in vier stukjes:

  • Ingrediënten
  • Benodigdheden
  • Bereiding
  • Tips

Kijk hier voor een voorbeeld van een recept met deze indeling.

Stuur je twee teksten naar je juf of meester.

 

Schrijfopdracht voor Groep 6-8:

Onderwerp: een boek dat je thuis gelezen hebt of een film die je gezien hebt (respons)

 Lijstje maken: Maak een lijstje van boeken of films, die je kort geleden gelezen of bekeken hebt. Kies daaruit 1 boek of 1 film.

Vertelopdracht 1 (Feiten): Vertel aan een huisgenoot of vriend(in) eerst zoveel mogelijk feitenover het boek of de film, bijvoorbeeld:

  • Wie is de schrijver of regisseur
  • Uit welk jaar is het boek of de film?
  • Hoe kwam je eraan en waar is het te vinden?
  • Wat heb je erover gehoord?
  • Wanneer heb je het gelezen of gekeken, hoe vaak?
  • Wat is het voor soort boek of film?
  • Wie maakte de illustraties?
  • Wie zijn de hoofdrolspelers?

Vertelopdracht 2 (Samenvatting verhaal): vertel aan je huisgenoot het verhaal in het kort: hoe begint het, wat zijn belangrijke gebeurtenissen in het verhaal, hoe loopt het af?

Vertelopdracht 3 (Jouw eigen indrukken): vertel je huisgenoot zoveel mogelijk over jouw indruk van boek of film, bijvoorbeeld aan de hand van vragen:

  • Welk stuk is je bijgebleven?
  • Welk stuk zie je nog steeds voor je?
  • Waar kreeg je een vervelend gevoel bij?
  • Wat vond je echt prachtig of superspannend?
  • Wat snapte je niet?
  • Wat maakte het boek / de film goed of juist niet goed?
  • Wat denk je achteraf over de hoofdpersonen?
  • Hoe zou je dit boek / deze film aan een ander presenteren?

NB de luisteraar stelt vragen

Leesopdracht: Lees een voorbeeldtekst: een recensie van De grote verboden zoldervan Edward van de Vendel, of van de serie The letter for the king

Kijk of je in deze recensies drie stukjes kunt vinden: 1 Feiten over het boek, 2 Het verhaal, 3 Een mening

De grote verboden zolder

The letter for the king

Schrijfopdracht:

Schrijf een recensie over het boek / de film. Verdeel je tekst in drie stukjes:

  1. Feiten over het boek, 2. Het verhaal, 3. Eigen mening of gevoel

Gebruik de bijgevoegde instructie voor de structuur van je tekst. Voeg minstens 1 illustratie toe. Deze tekst stuur je naar je juf of meester voor feedback.

 

Via deze link vind je documenten met de opdrachten die je ook naar je leerlingen kunt sturen. Verander wat je wilt, op basis van jouw kennis van de kinderen. Veel succes!

Coronaschrijven week 2

Ik kreeg blije reacties van leerkrachten op de schrijfopdrachten die ik vorige week heb aangeboden voor drie bouwen. Hier en daar zijn ook vaders, moeders en oma’s met kinderen aan het vertellen, tekenen en schrijven geslagen. Dat vraagt om meer materiaal!

De opdrachten van deze week zijn opnieuw gericht op taaldoelen voor groep 1-3, groep 4-6 en groep 6-8. Voor de duidelijkheid benoem ik die hier nog eens:

  • Bij groep 1-3 gaat het om vertelvaardigheid: steeds preciezer vertellen over een ervaring, en daarbij gebruikmaken van gesprekjes met een taalvaardig persoon in je omgeving. Tekenen werkt hier als een ondersteuning voor deze gesprekken en een voorloper van schrijven: het op papier vastleggen van een verteld verhaal. Schrijven hoort er ook nog bij: na vertellen en tekenen voert de leerkracht/huisgenoot een zogeheten ‘bijschrijfgesprek’ met het kind en komt in overleg tot een bijgeschreven tekst die goed weergeeft wat het kind bedoelt. Derdegroepers kunnen zelf vaak al heel wat bijschrijven. Vul dat aan met wat het kind er nog bij vertelt.
  • In groep 4-6 gaat het om precies en doelgericht vertellen of mondeling beschrijven, dit zelf omzetten in een geschreven tekst, die zelf nalezen/voorlezen en eventueel wijzigen of aanvullen. Tekenen kan een belangrijke bijdrage aan zeggingskracht van de tekst leveren (en is dus niet bedoeld als ‘versiering’ of extraatje).
  • In groep 6-8 leren kinderen om vanuit een aangereikte structuur een tekst met een duidelijk doel te schrijven, nadat ze zich eerst goed georiënteerd hebben op het onderwerp van die tekst, bijvoorbeeld door middel van het lezen van bronteksten of het bekijken van een filmpje. Gesprekken met huisgenoten of vrienden zijn een belangrijk onderdeel van de voorbereiding op het schrijven.

Ik ben benieuwd of het mogelijk is dat leerkrachten kinderen op afstand bij deze opdrachten begeleiden, en ze daarbij samen kunnen werken met huisgenoten van de kinderen. Een mooie manier om de ouderbetrokkenheid te versterken. Speciaal interessant zijn de vragen:

  • Lukt het om kinderen, via ouders of zelfstandig, hun producten te laten terugsturen voor feedback?
  • Lukt het om goed te bedenken wat zinvolle feedback is bij elke opdracht (niet alleen op spelling en interpunctie, maar vooral op basis van de criteria in de opdracht)?
  • Kunnen leerkrachten misschien online verzamelingen van tekeningen en teksten maken die voor alle kinderen van een groep te bekijken zijn?

Houd mij hiervan op de hoogte!

Ik heb opnieuw gezocht naar onderwerpen die verband houden met de ervaringen van kinderen in deze vreemde verplichte vakantietijd, waarin ze ineens op de lip van hun ouders zitten, soms niet naar buiten mogen, en hun vriendjes missen.

Onderwerpen deze week:

  • Groep 1-3: kunstjes en spelletjes op de bank
  • Groep 4-6: vogels in de buurt van je huis
  • Groep 6-8: voor- en nadelen van thuis zijn zonder vakantie

NB sommige onderwerpen kunnen ook voor de andere leeftijdsgroep interessant zijn.

Hieronder een globaal beeld van de opdrachten, de uitwerking en werkbladen vind je weer via de link naar de categorie schrijfopdrachten van deze website.

Bron afbeelding: De Volkskrant, zaterdag 21 maart 2020

Teken-/schrijfopdracht voor groep 1-3

Onderwerp: dingen doen op de bank

Vertelopdracht: praten met je moeder/vader/oma/opa welke dingen jij de laatste dagen weleens op de bank hebt gedaan, bv:

  • een kunstje met springen
  • een kunstje met een iemand anders samen
  • iets met kussens spelen of bouwen
  • een spelletje op de bank doen
  • eten op de bank
  • bij iemand op schoot zitten op de bank
  • slapen, lezen of ziekzijn op de bank
  • met een huisdier op de bank
  • etcetera

Tekenopdracht: Kies een van de vertelde dingen uit en teken zo precies mogelijk wat je deed, zorg dat de bank en alles erop en eromheen er goed op staat.

Bijschrijven: je moeder of vader of iemand anders schrijft duidelijk onder de tekening wat jij erbij vertelt (NB mag ook in een andere taal dan Nederlands, als dat makkelijker is)

Deze taaltekening stuur je als foto of scan naar je juf of meester.

Bron afbeelding: https://www.jasperderuiter.com/product/herkenningskaart-stadsvogels-art-nr-910051/

Schrijfopdracht voor groep 4-6

Onderwerp: vogels in de buurt van je huis

Kijkopdracht: zoek gedurende enkele dagen samen met iemand rondom je huis naar zoveel mogelijk vogels, vanaf je balkon, uit verschillende ramen, als je buiten of in de tuin aan het spelen bent, bij water of in bomen. Kijk goed hoe die vogels eruitzien en wat ze doen. Teken zoveel mogelijk vogels na op een tekenblaadje. Foto’s maken mag ook.

Tekenopdracht: teken één van die vogels heel precies nog een keer, in het vakje op het blad, gebruik kleur.

Schrijfopdracht 1: schrijf onder het vakje op de lijntjes twee stukjes over

  1. hoe de vogel eruitziet
  2. wat hij deed, hoe hij zich bewoog, wat je zag gebeuren?

Zoekopdracht met iemand samen: kijk samen of je de vogel kunt terugvinden op deze webpagina. Klik op de vogel en klik daarna op ‘Herkenning’ en ‘Leefwijze’. Lees hier wat in, kijk rond bij wat je interessant vindt, luister naar het geluid, ook het filmpje bekijken!

Schrijfopdracht 2: schrijf de naam van de vogel boven de tekening, en onderaan je tekst nog wat feiten (weetjes) die je van de website hebt gehaald en die je interessant vindt.

Stuur de tekst naar je juf of meester.

Bron afbeelding: De Volkskrant, zaterdag 21 maart 2020

Schrijfopdracht voor groep 6-8

Onderwerp: voor- en nadelen van thuis zijn zonder vakantie

Voorbereiding: verdeel een vel papier in twee kolommen door middel van een streep. Schrijf boven de eerste kolom: voordelen, en boven de tweede kolom: nadelen.

Praatopdracht: praat met zoveel mogelijk huisgenoten over de voor- en nadelen van in huis zijn terwijl het geen vakantie is. Stel goede vragen, bijvoorbeeld:

  • Wat vond je leuk om te doen de afgelopen weken?
  • Welke dingen vond je irritant?
  • Wat mis je heel erg van school?
  • Heb je iets gedaan dat je nog niet eerder, of al heel lang niet, gedaan hebt?
  • Waarmee heb je je vader of moeder in huis geholpen en hoe vond je dat?
  • Hoe gaat dat werken voor school als je thuis bent?
  • etcetera

Na elk gesprekje schrijf je samen met die persoon enkele voor- en nadelen van thuiszitten in de twee kolommen. De lijsten worden zo steeds langer. Vul de lijsten aan met voor- en nadelen die je zelf bedenkt.

Schrijfopdracht: schrijf (eventueel met iemand samen) een beschouwing over de kwestie: hoe is het eigenlijk om ineens een paar weken niet naar school te kunnen?

Gebruik de bijgevoegde instructie over de structuur van je tekst.

Voeg 2 kleine illustraties toe: een over een voordeel, een over een nadeel. Deze teken je in de vakjes bovenaan het schrijfblad. Daaronder komt de tekst.

Deze tekst stuur je naar je juf of meester voor feedback.

Coronaschrijven week 1

Vanaf 16 maart 2020 zullen veel Nederlandse basisschoolkinderen en hun leerkrachten thuis zitten vanwege het Coronavirus. Er wordt waarschijnlijk al nagedacht over manieren om kinderen op afstand toch te stimuleren om iets aan hun schoolwerk te doen. Dat kan ook zijn: ze online schrijfopdrachten geven en hun teksten laten terugsturen voor feedback! Ik bied mijn lezers hier ideeën aan en ben benieuwd of het werkt.

Natuurlijk is het de vraag of alle kinderen toegang hebben tot een online device en of ze per mail te bereiken zijn. Meestal zijn hun ouders wel te bereiken, via de smartphone, of is er een tablet in huis van een van de familieleden. Ouders of oudere broers en zussen zouden ingeschakeld kunnen worden om met de jongsten een opdracht samen te lezen en uit te voeren. Bovenbouwkinderen kunnen zelfstandig werken en eventueel hulp vragen aan familieleden.

Ik stel me voor dat kleuters samen met een familielid praten over een onderwerp, er vervolgens over tekenen, en dat het familielid na een gesprekje de tekst van het kind bij de tekening schrijft. Kinderen van groep 3-5 kunnen naast het vertellen en tekenen zelf (een deel van) de tekst schrijven. Oudere kinderen schrijven op basis van iets dat ze hebben gelezen en aan de hand van een gegeven structuurschema. Ze typen de tekst en mailen hem, of schrijven hem op papier en sturen er een foto van naar hun leerkracht. Die stuurt per omgaande feedback terug. De feedback kan door oudere kinderen verwerkt worden en versie 2 opnieuw gestuurd.

Hieronder geef ik een beeld van drie opdrachten, een voor elke bouw. De onderwerpen houden verband met de Coronacrisis. De opdrachten zelf vind je als Word-document via een linkje, zodat je eventueel nog eigen onderdelen kunt toevoegen.

Teken/schrijfopdracht voor groep 1-3

Onderwerp: handen wassen

Vertelopdracht: praten met je moeder of vader over allerlei ervaringen met handen wassen, bv:

  • vieze handen
  • baby’s in je buurt met vieze handjes
  • waar en hoe je je handen wel eens hebt gewassen
  • ergens op klimmen om je handen te wassen
  • allerlei soorten zeep
  • knoeien met water bij de wasbak
  • etcetera

Tekenopdracht: teken over iets dat jij (of iemand anders) deed bij handen wassen

Bijschrijven: je moeder of vader of iemand anders schrijft duidelijk onder de tekening wat jij erbij vertelt (NB mag ook in een andere taal dan Nederlands, als dat makkelijker is)

Deze taaltekening stuur je als foto of scan naar je juf of meester.

Schrijfopdracht voor groep 4-6

Onderwerp: hygiëne

Vertelopdracht: vertellen/praten over allerlei ervaringen met hygiëne, bv:

  • wanneer en hoe heb je je handen gewassen?
  • wat moet er bij jou thuis altijd heel schoon zijn en hoe wordt het schoongemaakt?
  • hoe was je jezelf als je onder de douche staat?
  • schoonmaken in huis, wie doet wat en hoe?
  • afwassen en kleren wassen, hoe gaat dat bij jullie?

Schrijfopdracht: schrijf een stapsgewijze instructie voor het schoonmaken van iets bij jou thuis, met een illustratie bij elke stap (mag ook in een andere taal dan Nederlands, als dat makkelijker is). Deze instructietekst stuur je naar je juf of meester.

Schrijfopdracht voor groep 6-8

Onderwerp: virussen

Praatopdracht 1: vraag aan een huisgenoot wat een virus is en bespreek samen wat je ervan weet. Bespreek ook wat een computervirus is en welke ervaringen je ermee hebt.

Leesopdracht: lees de bijgevoegde tekst en bekijk het bijgevoegde filmpje. Zoek er zelf een derde tekst bij en lees die ook.

Praatopdracht 2: bespreek met een huisgenoot of vriend(in) wat je uit teksten/filmpje geleerd hebt dat je nog niet wist, en bespreek wat je nog zou willen weten. Bespreek ook de verschillen en overeenkomsten tussen een ‘echt’ virus en een computervirus.

Schrijfopdracht: schrijf (eventueel samen) een informatieve tekst over wat een virus precies is, en wat verschillen en overeenkomsten zijn tussen een lichaams-virus en een computervirus.

Gebruik de bijgevoegde instructie voor de structuur van je tekst.

Voeg minstens 1 illustratie toe.

Deze tekst stuur je naar je juf of meester voor feedback.

Opdrachten versturen naar leerlingen of hun ouders

Via dit  linkje vind je de documenten met de instructie die je ook naar je leerlingen kunt sturen. Verander wat je wilt, op basis van jouw kennis van de kinderen. Ik ben benieuwd of dit leuk is en of schrijfonderwijs ook op afstand gegeven kan worden. Dus mail mij met je bevindingen! Volgende week een nieuwe serie opdrachten.