Vakantiewerkwoorden

Kanoën

Welkom terug in de school allemaal! Opnieuw starten overal nieuwe groepen kinderen na een eindeloos lange zomervakantie. Vertellen over de vakantie, vaste prik in veel groepen. En erover schrijven natuurlijk. Je kunt er een leuke en leerzame activiteit van maken. Ik geef elk jaar nieuwe ideeën voor schrijven over de vakantie, je vindt zes blogs met verschillende invalshoeken via de zijbalk van mijn blog de categorie Schrijven over vakanties. Dit is de zevende. Lees verder “Vakantiewerkwoorden”

Multimodale vakantieverhalen

    

Zoals elk jaar schrijf ik tegen het einde van de zomervakantie op mijn blog over manieren om met kinderen over de vakantieperiode te schrijven, zodanig dat het niet saai is en ze er ook nog iets van kunnen leren. Dat ging eerder al over het inzetten van je eigen kleine vakantie-ervaringen, schrijfopdrachten in verschillende genres, het maken van lijstjes, manieren om over het weer te schrijven en schrijven over verveling tijdens de vakantie. En wat dan nu weer?

Omdat ik de laatste tijd veel nadenk over hoe schrijven in het digitale tijdperk verandert, vroeg ik me af of je eens zou kunnen beginnen bij een ander communicatiemiddel dan geschreven woorden. Lees verder “Multimodale vakantieverhalen”

Zandbergjes en verveling in de vakantie

Zoals ieder jaar denk ik in augustus na over al die kinderen die elkaar weer zien na een lange zomervakantie. Vertellen over de vakantie ligt voor de hand. Schrijven over de vakantie is al zo oud als de school denk ik, ik moest het zelf honderd jaar geleden ook al doen. Maar er zitten lastige kantjes aan: niet alle kinderen hebben er zin in, veel kinderen hebben het gevoel dat ze niets hebben beleefd dat interessant genoeg is om over te schrijven, opsommingen van activiteiten zijn meestal saai.

Ik deed eerder al suggesties om dit te omzeilen: schrijven over kleine concrete ervaringen, schrijven in verschillende genres, en het inzetten van lijstjes. Dit jaar zag ik op het strand waar ik rondhing steeds allerlei bouwwerken van kinderen (en hun ouders), en dat lijkt mij ook een mooi onderwerp voor de eerste taalronde van het schooljaar: iets dat je in de vakantieperiode met je handen gemaakt of gedaan hebt.

   

Dat kan iets van zand zijn, maar ook iets van takken of stenen, of iets dat je kunt eten, of een tent die je samen met anderen hebt opgezet, iets dat je geprobeerd hebt te repareren, of iets dat je in de tuin, op het balkon, of in de berging gemaakt of gedaan hebt, al dan niet samen met anderen. Je kunt, na een vertelronde in de groep, gewoon aan een maatje vertellen hoe je dat hebt aangepakt en wat eromheen gebeurde.  En dan beginnen met tekenen. De vertellende tekst kan er heel gemakkelijk aan toegevoegd worden, gebruik papier met een kader zodat je een mooie, gelijkvormige verzameling tekeningen + teksten in de klas kunt ophangen en met zijn allen bekijken. Over elke taaltekening een vraag laten stellen aan de maker. De start van een mooi schrijfjaar!

Maar je kunt natuurlijk ook de tekst laten omzetten naar een instructietekst: hoe kan iemand anders ook zoiets maken of doen? Waar moet die op letten, welke stappen volgen? Zie mijn blog over instructieteksten.

Verder denkend over dit idee kwam echter bij me op, dat veel kinderen in de vakantie niet op een strand of in de natuur geweest zijn en bij dit onderwerp het idee kunnen krijgen dat het niet over hen gaat. Ze waren gewoon thuis, waar nog minder gebeurde dan anders, omdat iedereen weg was en het regende ook nog. Wat als we ons eens concentreerden op de dagen dat je in de vakantie helemaal niet weg was, maar thuis? Dan kan echt iedereen meedoen.

Het is misschien even nadenken wat je die weken of dagen ook alweer gedaan hebt. Hoogstwaarschijnlijk gaan oudere kinderen protesteren, omdat het niet cool is om over gewone dingen te vertellen, laat staan saaie dingen. Ik daag leerkrachten uit om te proberen daardoorheen te breken, met behulp van eigen thuis-ervaringen plus de wie-heeft-dat-ook-vraag. Zelf was ik een week alleen thuis en herinner me dat ik vooral niets kon bedenken om te gaan doen. Ik liep rond door mijn huis en wist het gewoon niet. Alles dat ik bedacht verwierp ik weer. Er waren eigenlijk teveel dingen die ik zou kunnen gaan doen. Dus deed ik niets. De klok tikte door en de straat was doodstil. Tot ik bedacht om een boek te gaan lenen bij de bibliotheek bij mij in de buurt. Toen ging alles ineens anders. Op de fiets zag ik een terrasje, net toen even de zon doorkwam. Ik ging bij een tafeltje zitten met een goed zicht op allerlei vreemde buurtgenoten die ook op de zon af waren gekomen…

Tjonge, zonder dat ik er erg in heb, is er een verhaal ontstaan uit mijn ervaring van verveling. Het blijkt dat je over verveling kunt schrijven. Wat is ervoor nodig? De ervaring in je hoofd terughalen en verwoorden wat er nu precies gebeurde. Steeds een zinnetje daarover opschrijven, met veel aandacht voor precieze beschrijving van omstandigheden. Dit kan ik samen met mijn groep kinderen op het bord doen, al vertellend en formulerend. Steeds een zinnetje erbij, hardop denkend, een detail erbij: ‘Bij wat voor tafeltje ging je zitten?’ ‘Waar ik alles goed kon zien’. ‘Wat kon je dan zien?’ ‘Allerlei vreemde mensen uit de buurt.’ ‘Buurtgenoten!’ ‘O ja, dat is een mooi woord, hoe zou ik dat kunnen gebruiken?’ etcetera. De kinderen volgen mijn gedachtengang, zien de tekst ontstaan en helpen me met suggesties.

Wanneer je eenmaal aan het schrijven bent, ontstaan taalkeuze-momenten. Hardop denken over taalkeuzes is een belangrijk onderdeel van schrijfonderwijs en het kan onzekere kinderen enorm helpen om dit samen te doen voordat ze zelf gaan schrijven.

Ineens blijkt verveling iets te zijn dat iedereen heeft meegemaakt deze zomer. De wie-heeft-dat-ook-vraag maakt individuele ervaringen gemeenschappelijk. ‘Wie heeft dat ook een keer gehad in de vakantie, dat je echt niet wist wat je wilde gaan doen?’ ‘Wie heeft zich ook een keer zo erg verveeld dat je zomaar de straat op bent gegaan?’ ‘Wie wilde ook iets buiten gaan doen, maar niemand wilde mee?’ Ik denk aan mijn buurjongetjes, die met supersoakers, bezemstelen en bivakmutsen in de weer zijn in de tuin. Ze ruziën over het spel: de een wil oorlog voeren tussen de Taliban en Afghanistan. De ander wil liever Nederland, Duitsland en Frankrijk. Een derde brengt het Verenigd Koninkrijk en Canada in. Dan begint het te regenen. De tuindeur gaat dicht.

Vraag aan de groep: ‘Wie heeft ook gehad dat je met vriendjes was en steeds bedacht iemand iets om te spelen, maar steeds vonden de anderen dat niet leuk?’

Het is een uitdaging om over een van die keren te schrijven, zonder één keer het woord ‘verveling’ te gebruiken. Begin je tekst met minimaal tien zinnetjes die alleen beschrijven wat er om je heen gebeurde terwijl je je verveelde. Tien zinnen maken dat het ook echt voelt als langdurig. Daarna beschrijf je een soort omslag, door een zin te beginnen met ‘Totdat…’ Er gebeurt namelijk altijd weer iets na een tijdje vervelen.

Gelukkig.

Veel plezier met vervelingsverhalen, en met een jaar lang samen schrijven!

Vakantielijstjes

 

Het is mijn gewoonte om aan de start van het nieuwe schooljaar iets te bedenken om kinderen van alle leeftijden met plezier over hun vakantieperiode te laten schrijven (en tekenen). Eerdere blogs gingen over het inzetten van je eigen concrete vakantieherinneringen, het schrijven in diverse genres over de vakantie, en manieren om over het weer te schrijven. Misschien zit daar iets voor jou tussen, als je bezig bent met bedenken wat je de eerste schooldagen met je nieuwe groep kunt doen. Iets leuks, en liefst ook iets waarmee je je groep gelijk op het goede spoor zet van een positieve, enthousiaste schrijfcultuur. Schrijven over de vakantie is een beetje uitgekauwd, maar als je het doordacht aanpakt kan je het benutten als startpunt voor een jaar lang verder komen met schrijven.

Dit jaar wil ik je aandacht vestigen op het nut en het plezier van lijstjes maken, toegespitst op het onderwerp ‘de zomervakantie’. Binnen de werkwijze van de taalronde is het maken van een lijstje een belangrijke stap. Na een levendige vertelronde in de kring, waarin van alles naar boven is gekomen, krijgen kinderen de gelegenheid om even voor zichzelf na te gaan wat er allemaal in hun hoofd is opgekomen tijdens de vertelronde. Dat is meestal veel, ook bij de kinderen die niets verteld hebben. Ze krijgen de kans om even rustig van alles op te schrijven, en vervolgens na te denken waarover ze willen vertellen en schrijven. Juist bij zo’n breed onderwerp als de vakantie is dat van belang. Het gaat niet om de helevakantie, het gaat om kleine ervaringen daarin die je je nog heel goed herinnert.

Belangrijk is dat kinderen het concept ‘lijstje’ begrijpen. Het is geen verhaaltje, het zijn losse punten die onder elkaar staan. Het lijstje kan geschreven of getekend worden. Bij een schrijflijstje gebruik je voor elk punt een nieuwe regel, en eventueel liggende streepjes of bullets. Bij een tekenlijstje staan de vakjes voor elk tekeningetje al op het blaadje, ook onder elkaar en niet naast elkaar zoals in een stripverhaal. Het kan nodig zijn om samen een voorbeeldlijstje op het bord te maken, bijvoorbeeld met jouw eigen ervaringen als uitgangspunt. Wel weer weghalen voor ze zelf aan de slag gaan, anders komen ze in de verleiding het te gaan overschrijven.

Drie tekenlijstjes uit de onderbouw over ‘dingen die gebeurden met water’

Uit het lijstje met ideeën kiest elk kind iets waarover hij of zij meer wil en kan vertellen. Het vertellen gebeurt in een tweetalgesprek van tweemaal 1-3 minuten. Dit mondelinge verwoorden is de voorbereiding op het schrijven van een tekst daarna. Een lijstje is dus geen verzameling ‘steekwoorden’ die je in je tekst gaat opnemen – een vorm die je nogal eens in taalmethodes tegenkomt. Het is een inventarisatie van mogelijke onderwerpen, en bedoeld om uit te kiezen.

Het is belangrijk om van tevoren na te denken over de precieze opdracht voor een lijstje. ‘Maak een lijstje van de drie leukste dingen die je in de vakantie gedaan hebt’, is een erg brede opdracht. Werkelijk alles kan erop komen, je moet bovendien hard nadenken over wat nu het allerleukst was in die zes vrije weken, en wat als er eigenlijk niks heel erg leuk was? Zeker binnen het onderwerp ‘vakantie’ is het belangrijk om de opdracht af te bakenen en heel concreet te maken. Daarnaast moet iedereen kunnen meedoen, ook degenen die de hele vakantie thuis gebleven zijn.

Lijstjes maken van voorwerpen, personen of plekkenis meestal makkelijk. Je kunt die vaak met een enkel woord aanduiden en die woorden dan onder elkaar schrijven. Voorbeelden van opdrachten: maak een lijstje van voorwerpen die je in de vakantietijd in je handen hebt gehad; van mensen die je in de vakantie bent tegengekomen; van plekken waar je geweest bent waar water was. Moeilijker is het voor kinderen vaak om een lijstje van handelingen, situaties, momenten of gebeurtenissente maken. Daarvoor zijn meer woorden nodig, en die veranderen al gauw in een heel verhaal. Je moet leren hoe je een korte zin over zoiets kunt opschrijven, of een enkel woord dat voor jouzelf genoeg zegt. Ook hierbij kan het handig zijn om eerst hardop denkend een eigen voorbeeld op het bord te maken.

Tijdens het maken van een lijstje hoeft het niet doodstil te zijn. Terwijl de kinderen aan hun lijstje beginnen, lees je af en toe hardop voor wat jij op je eigen lijstje hebt geschreven of getekend, of wat je op lijstjes naast je ziet verschijnen. Dat helpt anderen weer op ideeën. ‘Afkijken’ is bij deze werkvorm juist productief! Ook kan je kinderen nog even herinneren aan dingen die ze tevoren in de kring verteld hebben, zodat die in elk geval ook op de lijstjes komen. Een variatie op individueel lijstjes maken is met zijn allen een lijst op het digibord maken.

Hieronder geef ik voorbeelden van lijstjesopdrachten over de vakantietijd. Ze brengen je hopelijk op ideeën om het schrijven over de vakantie voor iedereen interessanter te maken. Het gaat wat mij betreft niet om lange teksten, maar wel om gedetailleerde, beeldende teksten die maken dat je iets helemaal voor je ziet. Daarbij is tekenen een goed hulpmiddel. Ik geef bij elk lijstjesonderwerp kort aan aan welke items en opdrachten je kunt denken.

Precies een plek tekenen

Lijst van lijstjesopdrachten

  • Lijstje van voorwerpen die je tijdens de zomervakantie in je handen gehad hebt

Voorbeelden: parasol; een fietsstuur; een mondkapje

Tekenen: teken het voorwerp op de plek waar je het in je handen had

  • Lijstje van dieren die je in de vakantietijd hebt gezien

Voorbeelden: een kakkerlak; kalfjes; meeuwen

Tekenen: teken het dier op de plek waar je het zag en wat het deed

  • Lijstje van voorwerpen die je in de natuur gezien hebt

Voorbeelden: schelpen; zeewier; stenen; een dikke boom

Tekenen: teken het voorwerp heel groot, zo precies mogelijk (of: een uitvergroot stukje ervan)

  • Lijstje van dingen die je in de vakantie hebt gedaan met je lijf (werkwoorden)

Voorbeelden: fietsen; drijven; graven; dansen

Tekenen: teken jezelf terwijl je het doet, op de plek waar je het deed

  • Lijstje van geluiden die je hoorde op verschillende plekken waar je was in de vakantie

Voorbeelden: drilboor; vliegtuigjes; radio van de buren; huilende baby; regen

Tekenen: 1. teken jezelf op de plek waar je het geluid hoorde, 2. teken de geluidsbron in een ander vakje

  • Lijstje van spelletjes die je in de vakantieperiode hebt gespeeld

Voorbeelden: scrabble; fort bouwen; verstoppertje; zwembadspelletje

Tekenen: teken in drie plaatjes hoe het spelletje ging

  • Lijstje van plekken buiten waar je geweest bent

Voorbeelden: strand; plein bij oma; tuin; parkeerplaats

Tekenen: teken zo precies mogelijk de hele plek

  • Lijstje van dingen die je met of bij water gedaan hebt

Voorbeelden: spatten; over een golf springen; varen; over een hoge brug rijden

Tekenen: teken jezelf terwijl je het aan het doen bent

  • Lijstje van bewegende dingen waar je in of op gezeten hebt

Voorbeelden: surfbord; auto; pony; skelter; opblaasdolfijn

Tekenen: teken het ding terwijl jij er op of in zit

  • Lijstje van dingen die je met een volwassene/kind samen hebt gedaan

Voorbeelden: tuin sproeien; auto wassen; vissen; inpakken; koken

Tekenen: teken de plek waar jijzelf met die persoon iets aan het doen bent

  • Lijstje van dingen die misgingen in de vakantietijd

Voorbeelden: struikelen; mijn pet verliezen; de weg kwijtraken; voor een dichte deur staan

Tekenen: teken in drie plaatjes hoe het begon, verder ging en afliep

  • Lijstje van dingen waar je op bent geklommen in de vakantie

Voorbeelden: een berg; een duin; een dakje; een boom

Tekenen: teken het ding met jou erop/in

Zo, wel even genoeg denk ik! Bedenk zelf nog veel betere onderwerpen voor lijstjes, liefst op basis van wat je te horen kreeg in de vertelkring. Vergeet niet dat na het maken van een lijstje en eventueel het tekenen, een essentiële stap volgt: het gedetailleerd vertellen aan een aandachtige luisteraar die heel veel vragen stelt. Dat maakt het makkelijker om vanuit het lijstje en het tekenen over te stappen naar het schrijven.

Ik wens iedereen veel plezier!

Schrijven over iets waar je op geklommen bent in de vakantie

Hoe was het weer daar?

 

Zoals gewoonlijk bij de start van dit schooljaar weer een post over vakantieschrijven. De vakantie blijft een populair schrijfonderwerp, en in plaats van het weg te zetten als saai vind ik het een uitdaging om er steeds weer andere (interessante, leerzame) invalshoeken voor te bedenken. Je kunt hier en hier lezen wat dat eerder al opleverde. Wat kunnen we dit jaar weer eens doen? Beginnen bij mijn eigen associaties werkt altijd goed. Ik denk meteen aan al die hittegolven in Europa, en aan de opwinding die ze opriepen. En aan de neiging van mensen om tijdens de vakantie alsmaar met het weer bezig te zijn. Honderd keer per dag de buienradar bekijken, ook die van je woonplaats, waar je zelf helemaal niet bent.

Praten over het weer, saaai. Schrijven over het weer in de vakantie, ook saai? Net als andere doodgewone dingen kan ook het weer interessant worden als je op details inzoomt, scherp observeert en nagaat welke associaties en vragen dat bij je oproept. Van het weer merk je pas echt iets als het ineens verandert of als het je dwarszit. Dan gebeurt er iets en dat moment of die gebeurtenis kan je beschrijven.

We lopen op het strand in de zon en zien in de verte grijze wolken hangen. Onder de wolken hangt een soort grijs gordijn naar beneden, dat lijkt wel regen. Gaat het dichterbij komen of waait het juist van ons weg? Moeilijk te zeggen. We lopen vrolijk kletsend verder. Als we nog eens omkijken is dat gordijn wel erg dichtbij gekomen ineens. Ik voel een druppel, een dikke ook nog. O jee, geen regenjas meegenomen. Niks waterdichts aan. Nog een druppel, een donkere plek op mijn broek. Ik zet mijn zonnehoedje op, maar dat helpt al niet meer. De druppels knallen op mijn hoofd, ik voel ze dwars door het hoedje als waterbommetjes neerkomen. Boven ons is de lucht grijs geworden. Gaan we terug of juist doorlopen? Een hardloper komt ons tegemoet rennen, in een kort broekje, hij lijkt zich niks aan te trekken van de regen.

Schrijven over momenten en situaties is een belangrijk onderdeel van wat je ‘literair’ schrijven kan noemen. Je kunt zo’n moment in één zin beschrijven: we liepen op het strand en het ging regenen. Maar dat is nou niet echt interessant. Probeer terug te denken aan het moment en aan alle piepkleine dingetjes die je waarnam. Wat zag je, wat voelde je, wat hoorde je? Waar leek het op en wat kwam er in je hoofd op? Hoe kan je dat zo precies mogelijk benoemen?

Het kan een leuke schrijfoefening zijn om met kinderen steeds preciezer en beeldender te schrijven over waarnemingen van het weer. Hoe je dat kunt doen: in de groep eerst een kriskras vertelronde over ‘weer-momenten’. Dan individueel een lijstje maken van zulke momenten die je je herinnert uit de vakantietijd. Eentje daaruit kiezen en hierover met de hele groep een geleide associatie doen. De leerkracht stelt vragen naar zintuiglijke waarnemingen tijdens het moment: wat zag je vlakbij je? Wat zag je verder weg? Welke geluiden hoorde je? Welke kleuren waren er? Wat rook je? In welke lichaamsdelen voelde je iets en wat? Wat deed iemand die er ook bij was? Wat veranderde er en hoe? Wat zei iemand en wat ging er door jouw hoofd? Alle kinderen schrijven voor hun eigen weer-moment hun associaties onder elkaar op een blaadje. Die woorden kunnen ze later gebruiken als ze hun tekst gaat schrijven.

Er was keiharde wind en regen. Ik rilde letterlijk en het voelde alsof de wind mij kwam halen er was zoveel regen dat ik TV ging kijken. Ik zette de TV aan alles was in het Arabisch maar ik kon het een beetje verstaan. Na een uurtje of twee was de regen voorbij, toen ik uit het raam ging kijken was de regen voorbij (eindelijk dacht ik in mezelf) maar toen ging het weer regenen en ik had het weer koud. Opa en oma zeiden dat de regen wel een tijdje door zal gaan, en ik zat lekker op de bank met de TV aan en een dekentje omdat ik het een beetje koud had. De regen was eindelijk voorbij opa en oma hadden gelijk de regen zal echt een tijdje duren, het duurde lang voordat de regen helemaal was opgedroogd. Maar aan alles komt een einde zelfs aan de keiharde regen van Marokko.

(Tekst groep 7)

Je kunt proberen jeugdliteratuur hierbij in te zetten als schrijfondersteuning: een passend fragment zoeken waarin een weer-moment beschreven wordt door een schrijver. Dat samen hardop lezen. Bijvoorbeeld dit fragment uit ‘Drie Japies’ van Els Pelgrom (1992):

 

Uit het fragment kan je mooie zinnetjes kiezen om in de groep te bespreken. Zinnetjes die maken dat je het je helemaal kunt voorstellen. Kunnen we samen proberen (op het digibord) ook zulke zinnetjes te maken?

Het ruiste in de bomen. Het tikte op de houten vloer van de muziektent.> welke woorden kunnen we bedenken voor de wind- of regengeluiden in onze tekst?

Even werd het stuk loodgrijze lucht tussen de bomen geel verlicht. > in plaats van ‘de lucht’ staat hier: ‘het stuk loodgrijze lucht tussen de bomen’. Kan je ook proberen aan het woord ‘lucht’ woorden toe te voegen die beter beschrijven wat en waar je precies iets zag van die lucht?

Als een gordijn viel de regen recht omlaag.> kan je ook proberen om iets wat je zag te vergelijken met iets anders, zoals in ‘als een gordijn’?

‘Ik wil lekker nat worden,’ zei Zwaantje. ‘Een beetje nat is niet erg,’ vond Ricardo. > was er een gesprekje op jouw moment en kan je dat weergeven? Zoals je in het fragment leest hoeven het maar twee regels te zijn.

Op deze manier krijgen kinderen concrete voorbeelden van hoe ze hun tekst beeldender kunnen maken. Dit kunnen ze vervolgens in tweetallen zelf doen, door samen de eerste versies te lezen en enkele zinnen uit te breiden met meer details. Een mooie zinsbouw-oefening, en nog close reading ook!

Tekenen kan het proces ook ondersteunen – en niet alleen voor jongere kinderen. Kan je tekenen wat er in je tekst gedetailleerd beschreven staat? Krijg je door het tekenen misschien nog beter voor ogen hoe het ging? Ook een goed idee: eerst tekenen, dan vertellen, dan schrijven, dan de tekening aanvullen.

Tot zover het schrijven over ‘weer-momenten’ in de vakantie. Het kan ook heel anders, schrijven over het weer. Je kunt je afvragen hoe het eigenlijk werkt, dat weer. Hoe komt het dat het vandaag 10 graden kouder is dan gisteren, terwijl we dezelfde zon boven ons zien stralen? Hoe ontstaat een hittegolf, onweer of een tornado? Dat is iets om uit te zoeken. Je weet het niet zomaar. Eerst lezen dus, zoeken op internet, les krijgen, informatieve filmpjes bekijken. Erover praten. Vervolgens voorbeelden krijgen van hoe je de opgedane kennis in een tekst kunt omzetten.

Over de vele manieren waarop je over het weer kunt schrijven heb ik in mijn boek ideeën opgenomen die ik hieronder weergeef. Om uit te kiezen en, al dan niet meteen na de vakantie, mee te experimenteren.

Thema: het weer
Genregroep Genre en doel Mogelijke tekstsoorten en schrijfonderwerpen
 

 

 

Verhalende genres

 

Vertelling

Reeks gebeurtenissen uit persoonlijke ervaring vertellen.

 

Eigen ervaringen:

Dingen die je gedaan hebt tegen de regen.

Momenten dat je merkte dat het weer veranderde.

Een keer dat het heel erg warm was.

 

Verhaal

Een onderhoudend verhaal vertellen over een reeks gebeurtenissen en hierop eventueel reflecteren.

 

Een verhaal waarin storm een probleem veroorzaakt.

 

Feitelijke genres

 

Verslag

Chronologisch en objectief beschrijven van een proces of een onderzoek

 

Historisch verslag van de Watersnoodramp in 1953.

De ontdekking van de luchtdruk.

 

Beschrijving

Verschijnsel specificeren en classificeren

 

Weersverschijnselen beschrijven.

Onderzoek naar hoe het weerbericht gemaakt wordt.

Welke klimaten heb je op de wereld?

Welke soorten wolken heb je?

Procedure

Instrueren en beschrijven hoe je iets moet doen

Instructie voor wat je kunt doen om je huisdier tegen de warmte te beschermen.

Instructie voor hoe je met een paraplu kunt fietsen.

Spelregels voor een waterspelletje met plassen op het schoolplein.

Verklaring

Een verschijnsel verklaren en interpreteren: oorzaken en gevolgen beschrijven.

 

Verklaring en grafisch model van de kringloop van water.

Uitleg over het ontstaan van wind.

Hoe ontstaat een orkaan?

Waardoor verandert het klimaat?

 

Oproep/verzoek

Een doelgroep motiveren of verzoeken om iets te doen

Advertenties voor te klein geworden regenkleding

Verzoek aan de directeur om bij regen binnen te mogen blijven/ buiten te mogen spelen.

Evaluerende genres

 

Beschouwing

Kritisch kijken naar teksten.

Een kwestie vanuit een of meer gezichtspunten onderzoeken.

 

Kwesties

Mogen kinderen bij alle soorten weer buitenspelen?

Moeten kinderen bij hitte of vorst vrij krijgen?

 

 

 

Betoog

Standpunt met argumenten onderbouwen.

 

Respons

Reageren op een cultuuruiting

Recensie van een film/boek over een weerverschijnsel zoals de watersnoodramp.

Bespreking van een spreekbeurt over een onderwerp rondom het weer.

 

Zeven manieren om over de vakantie te schrijven

De zomervakantie is weer voorbij en als je in het onderwijs werkt betekent dat: je opmaken voor het eerste contact met nieuwe groepen leerlingen, die zes weken lang met heel andere dingen zijn bezig geweest dan school. Ze zitten bruinverbrand en uitgerust (of uitgeput, door alle enerverende ervaringen) in je klas, jou aan te kijken. Vertellen over de vakantie! Je kunt er nauwelijks omheen.  Ik heb vorig jaar al eens tips gegeven voor het vertellen en schrijven over kleine, concrete waarnemingen en gebeurtenissen tijdens de vakantieperiode. Zodat je meteen de eerste dag kunt beginnen met goed schrijfonderwijs. Dit jaar wil ik je aandacht vragen voor nieuwe, minder voor de hand liggende manieren van schrijven over de vakantie. Dat heeft alles te maken met mijn enthousiasme over de genre-indeling die ik in mijn laatste boek gebruik als hulpmiddel om schrijftaken interessanter en leerzamer te maken.

Wat is een genre? De makkelijkste uitleg is: dat het een tekstdoel is. Met een tekst wil je iets bereiken, dat kan van alles zijn. En je doel heeft invloed op hoe je een tekst schrijft. Dat kan je zien aan iedere tekst. Er zijn miljoenen soorten teksten die allemaal met bepaalde doelen geschreven zijn, en daar meer of minder goed in slagen. De tien genres die ik in de laatste versie van mijn boek aandraag, brengen in dat oerwoud van teksten een systematiek aan waarmee je als leerkracht gemakkelijker bewust kunt werken met schrijfdoelen. Zie het onderstaande overzichtje.

Belangrijk is dat een genre niet een vaststaand ‘ding’ is, met vastliggende kenmerken. Je kunt dus niet bij elk genre een soort invulformuliertje maken dat je dan (door kinderen) laat invullen en klaar is kees. Een genre is meer een proces. In een genre doe je iets, namelijk: je probeert met taal een doel te bereiken binnen een bepaalde situatie.  Dat kan je dus beter met een werkwoord aanduiden, zoals in de middenkolom in het schema hieronder:

Een verhaal vertellen, een fenomeen beschrijven, iemand instrueren of een standpunt van alle kanten bekijken – dat is allemaal iets anders. Je probeert een tekst zo te schrijven, dat je je doel zo goed mogelijk bereikt. Dat kan op verschillende manieren, hoewel er per genre terugkerende patronen zijn. Voor het schrijfonderwijs is van belang dat het tekstdoel, en de manieren om dit te bereiken, centraal staan in zowel de voorbereiding van het schrijven als in de bespreking van tekstversies.

Wat heb je daar nu aan als je met kinderen wilt gaan schrijven over de zomervakantie? Dat vind ik nou leuk: nadenken over of je heel verschillende teksten over de vakantie zou kunnen schrijven. Een instructie, een beschrijving, een beschouwing, kan dat en hoe dan? Hieronder mijn suggesties die hopelijk inspireren tot spannende schrijfsessies in je groep.

Vertellend en verhalend schrijven over de vakantie

Vertellen over vakantie-ervaringen ligt voor de hand, je doet het vanzelf. Over vertellingen maak ik me dan ook weinig zorgen. De belangrijkste valkuil is dat ze ontaarden in saaie chronologische opsommingen van activiteiten – iets dat je kunt voorkomen door lijstjes te laten maken van kleine gebeurtenissen en daaruit te kiezen over welke je gedetailleerd gaat vertellen, om vervolgens op te schrijven wat je verteld hebt.

Met verhalen ligt het anders: die hebben een soort plot en een bijbehorende structuur van oriëntatie>complicatie>oplossing. Van de bovenstaande vertelling zou goed een spannend verhaal gemaakt kunnen worden met het moment van het enge gefluit als centrale gebeurtenis, lekker lang uitgesponnen, enger gemaakt, en mogelijk uitgebreid met iets dat niet echt gebeurd is.

Feitelijk schrijven over de vakantie

Feitelijke genres zijn objectiever dan verhalende. In een feitelijke beschrijving hoeft de ik-vorm in principe niet voor te komen, en gaat het vooral om precieze, beeldende woorden. Je zou het bijvoorbeeld zo kunnen voorbereiden:

  1. Elkaar eerst in een vertelronde vertellen over (kleine) plekken waar je was (strand, buurthuis, tuin van oma, berg in Oostenrijk, zwembad in een andere stad, treinstation, vliegveld, museum)
  2. Daarvan lijstjes maken en een van die plekken kiezen, aan je buur heel precies vertellen hoe het er daar uitzag, geholpen door veel vragen naar details.
  3. Geleide associatie: stel je voor dat je nu op die plek bent, wat zie je/hoor je/ruik je/voel je om je heen? De leerkracht stelt een reeks op de zintuigen gerichte vragen en de kinderen schrijven hun korte antwoorden op een blaadje, dat later als aantekeningen gebruikt kan worden bij het schrijven. Dit kan ook voor jonge kinderen een goede voorbereiding zijn. Voorbeelden van vragen: welke geluiden hoor je op de plek? Welke kleuren zie je? Zijn er levende wezens, welke? Wat doen ze? Planten? Welke geluiden hoor je?
  4. Teken de plek gedetailleerd, voorafgaand aan het schrijven.
  5. Met oudere kinderen kan als instructie een voorbeeldtekst gezocht worden waarin een plek gedetailleerd beschreven wordt. Zie tekstvoorbeeld hieronder van Joke van Leeuwen. Hoe beschrijf je een plek zodanig dat je er bijna middenin staat als je de tekst leest? Benoem samen met de kinderen hoe eigenschappen van voorwerpen in de tekst beschreven worden: soms met een of meer beschrijvende woorden (‘vuilgroen geverfd’), soms met een heel extra zinnetje er bij (‘het lelijkste groen dat ik ooit gezien had’, ‘dekens die eruitzagen alsof ze erg kriebelden’). Oefen klassikaal hoe je dit ook kunt doen bij een eigen plek.
  6. Als eerste versies van beschrijvingen geschreven zijn, kunnen enkele teksten besproken worden, met de focus op manieren waarop eigenschappen en omstandigheden beschreven zijn. Kunnen die nog preciezer/mooier/beeldender?
    Uit: Joke van Leeuwen (2010). Toen mijn vader een struik werd. Amsterdam: Querido. P. 20

    Beschrijving mergelgrotten

Een ander feitelijk genre is de procedure. Daar gaat het om het schrijfdoel instrueren. In de vakantie heb je enorm veel dingen gedaan die je anders niet zo snel doet. Van de hoge duikplank af springen, over een geitenpaadje lopen, slapen op een dakterras, een nieuw spelletje doen, je de hele tijd insmeren met zonnebrand, in het frans een brood kopen, een schaap aaien. Daar zit heel wat bij waar je een ander handige tips voor kunt geven. De schrijftaak kan je bijvoorbeeld zo opbouwen:

  1. In de groep vertellen over kleine ervaringen, waarbij de leerkracht na elk verhaal werkwoorden op een bordlijst verzamelt. Bijvoorbeeld: wandelen in de bergen, onder water zwemmen, tent opzetten, wespen wegjagen, wachten, de weg vinden, kennismaken met andere kinderen.
  2. Opdracht: maak op dezelfde manier voor jezelf een zo lang mogelijke lijst met (werkwoorden van) dingen die je in de vakantietijd gedaan hebt.
  3. Kies een van die activiteiten uit die je nog goed weet en vertel zo precies mogelijk aan je buur hoe je dat deed
  4. Eventueel: teken de activiteit
  5. Schrijfopdracht 1: schrijf op wat je verteld hebt (of teken het en schrijf erbij / laat de meester bijschrijven)
  6. Schrijfopdracht 2: zet je tekst om in een instructietekst waarin je duidelijk kunt lezen om welke vaardigheid het gaat (een koprol maken in het water, of een luchtbed oppompen) en je stapsgewijs beschrijft wat iemand moet doen om het tot een goed einde te brengen. Geef er tips bij voor waar je op moet letten en wat je zeker niet moet doen.
  7. Tekstbesprekingen klassikaal en in tweetallen: zijn de instructies duidelijk en gedetailleerd genoeg?

De overige feitelijke genres bieden zeker ook mogelijkheden voor schrijfopdrachten rondom de vakantie. Daarbij lijkt mij het verslag (een objectieve chronologische weergave van gebeurtenissen) het minst interessant, want saai. Schrijven in het genre verklaring zou wel leuk kunnen zijn. Je zou met kinderen een vertelronde kunnen doen over allerlei natuurverschijnselen die ze tijdens de vakantie hebben waargenomen: het weer, landschappen, de zee en ander water, grondsoorten, planten en dieren. Wat viel je op, en wat kun je je daarbij afvragen? Hoe komt het dat het gaat onweren? Hoe komt het dat het gras geel wordt? Waarom blijft er sneeuw op hoge bergen liggen? Hierover zouden kinderen verklarende hypothesen kunnen maken en die in een bespreking testen.

En wat te denken van kleine wervende teksten over waarom je beslist naar een bepaalde plek zou moeten gaan, een soort reisbureaufolder?  Genre: oproep/verzoek, waarbij de wervende toon, naast feitelijke informatie, centraal staat.

Waarderend schrijven over de vakantie

In sommige bovenbouwgroepen is het vast mogelijk om de aandacht te richten op de waardering die kinderen hebben voor wat ze in de vakantietijd gedaan hebben. Was het fijn om zo lang vrij te hebben, of juist niet, of wel en niet? Moet de vakantie langer of korter, en hoezo? Wat vond je positieve kanten van een plek waar je met je ouders of iemand anders geweest bent, wat minder positieve kanten? Bouw je schrijfles op door eerst ruimte te geven voor ervaringen vertellen en daarna voor meningsvorming, waarbij voorop staat dat het niet gaat om een eenduidig standpunt, maar om het benoemen van voor- en nadelen en het verwoorden van je eigen gedachten. Je mag twijfelen of het niet weten. Gebruik je (digi)bord om gezamenlijke lijstjes te maken van voor- en nadelen, bijvoorbeeld van

  • De lengte van de vakantie
  • Hoe beslissingen genomen worden over wat je gaat doen in de vakantie
  • Bepaalde vakantiebestemmingen
  • Uit logeren gaan / op rare plekken slapen
  • Vreemd eten
  • Je vrienden lang niet zien
  • Verveling
  • Dingen die je in de vakantie van je ouders moet doen
  • Hitte, kou of regen

Dit leent zich voor een schrijfopdracht in het genre beschouwing, waarbij het nuttig is om van te voren de structuur van de tekst met kinderen te bespreken en te oefenen: starten met een beschrijving van de kwestie waarom het gaat, vervolgens de verschillende gezichtspunten verwoorden (aan de ene kant / aan de andere kant), en afsluiten met een eigen conclusie.

 Genres geven richting

Hopelijk werken deze suggesties inspirerend en kan je de vakantie-ervaringen van je groep benutten om ze onmiddellijk veel nieuwe schrijfervaring te laten opdoen. Stuur me voorbeelden van teksten; ik publiceer ze op mijn website!

In het komende schooljaar zal ik in mijn blog elke maand een ander genre onder de loep nemen, om je te helpen bij het ontwerpen van zinvolle, gevarieerde en uitdagende schrijfopdrachten voor je kinderen.

Schrijven over je vakantie en hoe leuk dat kan zijn

    

Lekkere vakantie gehad? Die vraag zal in de komende weken heel vaak gesteld worden, op allerlei werkplekken, tussen vrienden en buren die elkaar na een lange of kortere vakantie weer tegenkomen. Ook in alle nieuwe groepen op de basisschool hangen die zes schoolloze weken als een regenwolkje in het opgeruimde lokaal, boven de kring met kinderen die je verwachtingsvol aankijken. Wat ga je ermee doen, met al die ervaringen van al die kinderen? Laat je ze vertellen, en wat kunnen ze dan vertellen? Over wat ze op een strand van zand of stenen gemaakt hebben, of hoe ze zich verveeld hebben in de auto, of over een nieuwe vriend op de camping? En dan de kinderen die veel voor de tv of de computer gehangen hebben, of weken bij oma bivakkeerden omdat hun ouders werkten? Het is heel voorstelbaar dat je er iets mee wilt doen. Veel leerkrachten laten de kinderen in de eerste week over hun vakantie schrijven. Dat is op zich een goed idee, ze zitten tenslotte vol met verhalen. Het punt is: hebben ze die verhalen zomaar paraat, en hebben ze wel zin in dat schrijven?

Mijn vraag aan jou als leerkracht is: zou jij er zelf zin in hebben? Ik nodig je uit om met mij mee te denken over leuke manieren om over de vakantie te schrijven, met behulp van een taalronde. Wat ik zelf altijd doe, is eerst bij mezelf nagaan wat ik eigenlijk voor herinneringen heb aan de afgelopen weken. Het is een lange tijd, die vier, vijf of zes weken. Ik heb van alles gedaan en in mijn hoofd zweeft dat allemaal door elkaar en lijkt het of ik heel veel ben vergeten. Tegen collega’s die ik in de gang tegenkom zeg ik al gauw dingen als: ‘ik was drie weken in Frankrijk, ja was heel erg leuk, het weer was wel wisselend,’ of: ‘we hebben gewandeld in Bretagne, en daarna zaten we nog in een huisje, hartstikke uitgerust, en jij?’ Ook kinderen hebben de neiging om een chronologisch overzicht te geven van alle plekken waar ze geweest zijn en dan op te sommen met wie. Eigenlijk zegt dat niks en het is dus saai om naar te luisteren. Even saai om er op die manier over te schrijven.

Ik probeer anders te denken, door er even voor te gaan zitten en te wachten wat er in mijn hoofd opduikt aan beeld. Ineens komt bij me op hoe we op een dag in de regen liepen en alsmaar zochten naar een droog plekje om onze broodjes op te eten, maar alles was nat, en hoe lastig het toen was om staande onder een boom die broodjes uit de rugzak te halen zonder dat je iets kon neerzetten. We moesten de hele tijd dingen voor elkaar vasthouden terwijl de ander dan bijvoorbeeld een stukje kaas afsneed of een pakje probeerde open te krijgen. Ik zie het weer helemaal voor me en voel weer die doornatte jas die net niet doorlekte, en hoe stoer het eigenlijk was om de hele dag niet te gaan zitten. Dit is een goed verhaal, denk ik, dat ga ik in de kring vertellen. En dan ga ik vragen aan de kinderen: wie herinnert zich ook nog iets dat je in de vakantie in de regen gedaan hebt? Daar gaan zeker verhalen op komen, en niet alleen van degenen die ver weg zijn geweest.

Chronologische overzichten van vakanties zijn niet interessant, kleine concrete vakantie-ervaringen wel. Daar komt bij dat het geheugen door beelden geactiveerd wordt: als ik denk aan dat bos in de regen, floept ineens ook in mijn hoofd dat we steeds twee meisjes tegenkwamen onderweg, soms liepen ze ons voorbij en soms wij hen, en een week later kwamen ze ons tegemoet op een bergpaadje aan de andere kant van het schiereiland en hebben we even staan praten. Daar denk ik aan door dat andere verhaal. En zo kan het ook werken in de vertelkring. Ik kan dit verhaal óók vertellen en dan vragen: wie is ook iemand tegengekomen in de vakantie? Het kan heel interessant worden en schrijven wordt makkelijker, als je kinderen eerst stuurt naar de kleine, concrete herinneringen die ze allemaal hebben maar die niet zomaar vanzelf opkomen.

Hier mijn recept voor de voorbereiding en uitvoering van een taalronde over de vakantie:

1.     Ga rustig zitten (desnoods met een vriend of huisgenoot erbij om mee te sparren) met een kopje thee en laat de kleine herinneringen aan je vakantie in je hoofd opkomen. Gebruik eventueel de foto’s die je nog op je telefoon hebt staan als trigger. Elke nieuwe herinnering schrijf je kort in 1 zin op een lijstje.
2.     Als er tien ervaringen op je lijstje staan, vertel je aan iemand over enkele daarvan, zo concreet mogelijk, zodat het weer helemaal terugkomt in je hoofd. Onderdruk de neiging om je hele vakantie te gaan samenvatten, blijf bij één kleine, korte, concrete ervaring! Zo heb je voorbereid wat je in de kring ook aan de kinderen kunt vertellen.
3.     Schrijf nu bij elke ervaring op je lijstje een vraag die begint met ‘wie heeft ook…?’ bedoeld om kinderen te helpen op net zulke kleine, concrete ervaringen te komen en ze uit te nodigen daarover te vertellen.
4.     Neem je lijstje mee de kring in en trek 20 minuten uit voor een ‘wie-heeft-dat-ook-gehad’-kring, met als doel: zoveel mogelijk kinderen kort, concreet laten vertellen over een kleine ervaring. Vermijd spectaculaire zaken als pretparken, zwemparadijzen of Eiffeltorens, tenzij het gaat over iets klein dat daar gebeurde. Laat kinderen elkaar vragen stellen.
5.     Als alles borrelt, laat je de kinderen lijstjes maken van 3 à 5 ervaringen in 1 zin, of (in groep 1-3) tekenlijstjes: drie plekken tekenen die ze zich nog goed herinneren omdat er iets gebeurde, of drie voorwerpen waarmee ze op vakantie iets gedaan hebben
6.     Laat ze een daarvan kiezen en aan hun buur zo precies mogelijk vertellen hoe het ging
7.     Schrijven maar, in de onderbouw: tekenen maar en de juf schrijft erbij
NB. Doe zelf mee! Als alles klaar is, moment plannen voor een voorleesronde met vragenstellen.

Veel plezier met de start van het schooljaar!