Afgelopen weken hoorden we ineens van het plan van OCW om een aparte pabo-opleiding te maken voor het jonge kind en voor het oudere kind. Dus dan krijg je weer iets zoals vroeger de KLOS (Kleuter Leidsters Opleidings School). Het argument daarvoor is niet, dat dat goed is voor kleuters, maar dat het goed is voor mannen: die zouden gevrijwaard worden van het afvegen van snotneuzen en het dichtknopen van jasjes, en daardoor eerder kiezen voor het beroep leraar basisschool. Dat zou dan vervolgens weer goed zijn voor de pabo en het basisonderwijs. In de app-groep van mijn collega’s van de pabo ontstond onmiddellijk een verhitte discussie hierover, en zelf kreeg ik het er ook een beetje warm van.
Het leek eerst vooral seksistisch: hoezo willen mannen geen kleuters lesgeven, en daartussendoor af en toe een neus afvegen? Dat zou ik me als man niet laten zeggen, en bovendien versterkt het sekse-stereotypen. Ook dacht ik: zou het wel kloppen, dat jongens geen interesse hebben in jonge kinderen, en is dat het nu echt dat hen afschrikt om voor de pabo te kiezen? Zou dat niet eerder komen door de lage status van het beroep, met overeenkomend laag salaris?
Maar toen ik er langer over nadacht kwam er iets anders boven: de stereotypering en daarbij horende onderschatting van kleuters. Het idee dat het bij kleuters alleen zou gaan om snotneuzen, kinderachtige liedjes en knippen en plakken. Dit idee blijft – zoals dat vaker gaat met stereotypen – niet overeind bij contact met een Reëel Bestaande Kleuter. En al helemaal niet als je een tijdje in een kleutergroep werkt en goed om je heen kijkt en luistert.
Kleuters zijn namelijk de meest nieuwsgierige, leergierige en ruimdenkende mensen die er bestaan. Ze vragen de oren van je hoofd en proeven je antwoorden alsof het onbekende snoepjes zijn. Ze kijken heel erg goed naar details, onthouden alles en denken in onverwachte richtingen. Ze gaan onmiddellijk met je mee als je een verhaal voorleest en ze springen in je armen als ze je lief vinden. Welke leraar wil dat nou niet, zou ik denken.
Veel mannelijke leraren zeggen dat ze houden van gesprekken voeren en van (kennisgericht) lesgeven in de zaakvakken. Het lijkt of dat niet aan de orde is in kleutergroepen. Mijn vermoeden is dat deze misvatting ontstaat uit onbekendheid met de leeftijdsgroep. Bij 4- tot 6-jarigen wordt de basis gelegd voor de geletterdheid en de leerhouding die ze hun hele verdere schoolloopbaan nodig zullen hebben. Zoals een mannelijke student van de Marnix Academie het uitdrukt:
Ik had vooraf nooit gedacht dat ik de kleutergroep leuk zou vinden, mede ook door de vooroordelen (‘ze kunnen nog niks’, ‘alleen maar spelen’, ‘jassen dichtdoen, veters strikken en billen afvegen’) totdat ik er in mijn eerste pabo-jaar ‘verplicht’ stage moest lopen. Er ging een (kleuter)wereld voor me open en nu wil ik niks anders meer. De kleutergroep staat naar mijn mening echt aan de basis van het onderwijspad dat de kinderen gaan volgen en is daarmee dus verre van onbelangrijk.
De taal van kleuters
Er bestaan veel misvattingen over de taal van kleuters en de taal waarin je met kleuters zou moeten praten. Dat daarin geen moeilijke woorden zouden kunnen of mogen voorkomen bijvoorbeeld. Dat laatste hangt echter helemaal af van de taal waaraan ze dagelijks blootgesteld worden. Kleuters verdienen het dat er serieus met ze gepraat wordt en niet in een soort kindertaaltje. Het stellen van echte vragen, uitdagende vragen en specifieke vragen is een essentiële vaardigheid voor de kleuterleerkracht, net als het voeren van echte gesprekken waarvan het verloop van tevoren niet vaststaat (zie mijn eerdere blog hierover). Kunnen vrouwen dit beter dan mannen, of omgekeerd? Geen idee. Ik denk: vooral mensen met weinig vooroordelen over kleuters kunnen het.
Er is inmiddels veel onderzoek naar het verschil tussen dagelijkse taal en academische taal ofwel ‘schooltaal’, en het belang van het vroeg ontwikkelen van die academische taal voor schoolsucces. Daarmee kunnen kleuterleraren al beginnen: ‘Ook al in de kleuterklas kunnen complexe onderwerpen besproken worden. Al in een dergelijk vroeg stadium appelleert het vinden van de juiste woorden, het formuleren van accurate zinsconstructies – welke bijvoorbeeld oorzaak en gevolg aangeven – en het logisch opbouwen van een uiteenzetting, aan academische taalvaardigheid.’ (Henrichs & Leseman, 2013 en 2014). De in dit citaat genoemde ‘complexe onderwerpen’ zijn vaak kennisonderwerpen op het gebied van natuur & techniek, aardrijkskunde, burgerschap en geschiedenis.
Kleuters en kennis
Welke onderwerpen interesseren kleuters en welke onderwerpen zijn voor hen belangrijk? Ook daarover bestaan misvattingen. In kleutergroepen heerst soms het idee dat thematisch onderwijs zou moeten draaien om de directe leefomgeving van de kinderen: huis-, tuin- en keukenonderwerpen. Het huis, de winkel, het gezin, speelgoed, huisdieren. Dat klinkt wel logisch. Vanuit mijn ervaring met ervaringsgerichte taalrondes weet ik dat je daarmee ver kunt komen op taalgebied, mits je de diepte en de details in gaat en niet blijft hangen bij een clichématige benadering van deze onderwerpen.
Maar het strookt niet met de Reëel Bestaande Kleuters die bloedje-geïnteresseerd zijn in sterren en planeten, grotschilderingen, Griekse mythen en sagen, aardbevingen, diepzeedieren, brugconstructies, verschillende bijensoorten, kleine deeltjes en het Oude Egypte. Om maar te zwijgen van wat er bij kleuters langskomt aan interessants op de televisie en de internetfilmpjes waar hun ouders of oudere zussen naar kijken. De prachtige informatieve kinderboeken van tegenwoordig zijn gemaakt om met kleuters door te bladeren en over te praten. Kleuters vinden heel veel onderwerpen interessant. Je hoeft ze er alleen maar mee in contact te brengen. Zie hier een mooi voorbeeld van een project van de Kleuteruniversiteit.
Een kleutercurriculum?
In de VS wordt al langer een discussie gevoerd over het verdwijnen van het inhoudelijke curriculum uit het kleuter- en jongekind-onderwijs ten gunste van een open themakeuze die ‘aansluit bij de belevingswereld’ en bij de veronderstelde ontwikkelingsfasen van jonge kinderen. Liever ‘mijn straat’ of ‘Sinterklaas’ dan ‘Mesopotamië’? Degenen die van mening zijn dat kennis de basis legt voor zowat alle taalvaardigheden (bv Hirsch, 2016), vinden dat die kennis vanaf de voorschool systematisch in het curriculum moet worden opgebouwd om ervoor te zorgen dat kinderen met een weinig geletterde achtergrond een kans krijgen. Een kijkje in dergelijke curricula leert dat de zaakvakken hier al bij de kleuters een belangrijke plaats innemen. Allemaal heel wat anders dan knippen en plakken dus. Het idee dat een kleuterleerkracht ‘niets hoeft te weten van plaattektoniek of de kenmerken van een woestijnklimaat’ blijkt in deze visie onhoudbaar, zoals Meesterlezer schrijft in een mooie blogpost,
Kleuters en onderzoekend leren
Kleuters blijken daarnaast ware onderzoekers te zijn, die vanuit zichzelf de wetenschappelijke principes van experimenteren, observeren, trial & error en theorievorming toepassen:
Kleuters onderzoeken even systematisch als wetenschappers
Wanneer kleuters worden geconfronteerd met een situatie die niet strookt met hun verwachtingen, onderzoeken ze hun omgeving op een manier die overeenkomt met een solide wetenschappelijke benadering. Dit blijkt uit onderzoek van UvA-psychologen Tessa van Schijndel, Ingmar Visser, Bianca van Bers en Maartje Raijmakers. Zij keken naar het spelpatroon van kleuters, door hen diverse schaduwpatronen voor te leggen met poppetjes en lampen. Kinderen die een voorbeeld zagen dat niet strookte met hun theorie, deden meer experimenten dan de kinderen die iets zagen dat wel voldeed aan hun verwachting. De kinderen veranderden, net als onderzoekers doen, telkens één variabele (bijvoorbeeld de grootte van het poppetje) om te zien wat het effect was van deze verandering. De exploratieve vaardigheden die jonge kinderen laten zien tijdens hun vrije spel, hangen samen met vaardigheden die centraal staan in het onderwijs zoals kritisch denken en problemen oplossen. Daarmee bieden ze aanknopingspunten voor interventies van leerkrachten.
Bron: Intermediair 2015
Voor leraren (mannen?) die houden van onderzoeken, van zaakvakken en kennis, van gesprekken voeren met kinderen, van out of the box denken, van echt iets betekenen voor de schoolloopbaan en de ontwikkeling van kinderen op de basisschool, zijn kleuters de ideale doelgroep. Dan wel in samenhang met alle andere leeftijdsgroepen. Het gevaar van stereotypering van kleuters (en van mannen) kan niet genoeg benadrukt worden. Ik citeer tot slot nog enkele van mijn mannelijke studenten:
Ik heb er persoonlijk heel veel aan gehad om een kleuterstage te doen naast een bovenbouw stage. Ik had zelf namelijk geen idee of ik kleuters leuker zou vinden dan bovenbouw. Een jongen in mijn klas was als de dood voor de kleuter stage maar hij bleek het uiteindelijk geweldig te vinden.
Mijn interesses liggen meer bij de bovenbouw, al is mijn halfjaar stage bij de kleuters mijn meest leervolle geweest. Het ombouwen van jouw manier van lesgeven tot een manier waarop een andere doelgroep je ook begrijpt voelt voor mij als een uitbreiding van mijn arsenaal in de klas.
Qua breder perspectief vind ik het ook wel goed om wat mee te krijgen van de ontwikkeling vanaf de kleuterfase. En ik denk dat het bovenbouw onderwijs in het algemeen best wat kan toegroeien naar kleuteronderwijs op gebied van spelend leren. Ik denk dat het eigenlijk een beetje een verwachtingspatroon is dat gegroeid is in de samenleving waardoor mannen niet kiezen voor basisonderwijs.
Een basisschool is een geheel. Het is één schoolgebouw met één directeur of directrice en een hoop leraren. Als jij bijvoorbeeld in groep 8 lesgeeft is het toch absurd dat jij door je specialisatie voor het oudere kind niet in de onderbouw kan lesgeven? Naast de praktische problemen die dit zou kunnen opleveren zijn deze elf- en twaalfjaren ook ooit vier jaar oud geweest. Als leraar moet je in staat zijn de ontwikkeling van een kind te kunnen begrijpen. Deze ‘oplossing’ doet me denken aan grote fabrieken waarin elke werknemer een enkel schroefje van ieder product tot zijn rekening neemt om de efficiëntie te verhogen. Misschien werkt dit bij producten dit is toch niet hoe we met mensen omgaan?
Ik vond mijn eigen kleuterschooltijd in jaren 50 een grote verschrikking. Er zat geen systeem in en het was allemaal veel te vrijblijvend. Bovendien al die spelletjes waarbij je elkaar steeds maar weer moest aanraken. Mijn lagere schooltijd was om een andere reden niet erg leuk, ik werd stevig gepest.
Na een heel andere loopbaan heb ik in de jaren 90 een verkorte PABO-opleiding gedaan. De stage bij de kleuters was gewoon gevoelsmatig niet mijn ding. Ik ben daar te weinig creatief voor.
Uiteindelijk ben ik in het volwassenen-onderwijs terecht gekomen. En nu nog werk ik met volwassen-vluchtelingen.
Ongeveer op mijn pensioengerechtigde leeftijd werd vastgesteld dat ik een vorm van Asperger-syndroom met zeer hoog IQ heb. Mijn eigen ervaringen in het onderwijs zijn daardoor toen pas echt duidelijk geworden.
Als vader vond ik juist het kleine kind geweldig, maar gek genoeg vond ik me in de kleuterklas niet prettig. Praten en stoeien met kinderen vind ik leuk, maar spelletjes/creatief bezig zijn, ook thuis, niet.
Stemt tot nadenken Suzanne. Interessante uiteenzetting en argumenten. Als zo’n artikel geplaatst zou worden of besproken tijdens beroepskeuzemomenten bij (jonge) mannen, dan levert dat wellicht meer mannelijke aanmeldingen op bij de opleidingen. Dank.
Heel mooi Suzanne! Het hebben van hoge verwachtingen is hier ook aan de orde. In het algemeen worden kleuters enorm onderschat. In mijn werk heb ik geweldige mannelijke onderwijzers in de OB gezien. Jammer dat het er zo weinig waren!
Het argument daarvoor is niet, dat dat goed is voor kleuters, maar dat het goed is voor mannen. Dat zou dan vervolgens weer goed zijn voor de pabo en het basisonderwijs.
Gelukkig is dit geen argument, maar een verkeerde aanname (niet van jou overigens hoor), of beter nog: een frame. Het is alleen een goedkope manier om te scoren. Vooral in de pers. De vraag zou moeten zijn wat het oplevert als het gaat om kwaliteit van onderwijs. Verhoogt een aparte bevoegdheid voor het jonge en het oude(re) kind de kwaliteit van onderwijs? Al het andere is eigenlijk onzin. Los nog van het feit of het wenselijk is dat de monocultuur die er nu in het onderwijs is (85% vrouwen en 15% mannen) wel wenselijk is op een ‘aparte bovenbouw’ pabo. Maar dan andersom? (85% mannen en 15% vrouwen). Wat Meestert! betreft volmondig: nee. Een beetje Meestert! in de dop zou juist bij kleuters en/of het jonge kind stage moeten lopen.