Als scholen hun schrijfonderwijs aanpakken betekent dat meestal dat de leerkrachten zelf schrijfopdrachten gaan bedenken. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Wanneer is een schrijfopdracht geschikt voor je groep? Vaak zie ik leerkrachten twijfelen tussen ‘iets dat kinderen leuk vinden’ en ‘iets dat aansluit bij de doelen van de schrijflessen uit de taalmethode’. Liefst een combinatie van die twee natuurlijk, ervan uitgaande dat over de schrijflessen in de methode wel goed zal zijn nagedacht door de auteurs, en dat het dus slim is om de daar gehanteerde doelen over te nemen.
Als je zo over zo’n opdracht aan het piekeren bent, of aan het brainstormen met je collega, ben je al snel meer bezig met het ‘wat’ van je onderwijs en minder met het ‘hoe’, laat staan het ‘waartoe’. Wat kan ik ze laten schrijven? En niet: hoe gaan ze dat doen? of: waartoe leidt deze opdracht in het geheel van de doelen waaraan we bij taalonderwijs werken? Ook bij taalmethodes is vaak niet helder wat kinderen precies moeten leren van een schrijfopdracht en waarom op dat moment. Ik hoor vaak hoe leerkrachten lijstjes maken van doelen uit de methode, waarop dan bijvoorbeeld staat: een brief, een advertentie, een verhaaltje, een nieuwsbericht. Het lijkt dan voldoende om deze tekstvormen over te planten naar een eigen onderwerp, en klaar is kees. Doelen lijken hetzelfde als opdrachten; het doen is hier gelijk aan het leren.
Dit wordt nog versterkt door de hardnekkige misvatting bij schrijfonderwijs, dat je leert schrijven puur door het te doen, en dat de manier waarop er minder toe doet of vanzelf wel goed komt. Motivatie, creativiteit en eigenaarschap worden belangrijker gevonden dan specifieke leerdoelen. Lees hier een artikel over hoe ook bij leesonderwijs soms meer over motivatie wordt nagedacht dan over lezen.
In opdrachten die bij de zaakvakken of in het kader van onderzoekend leren gegeven worden, staan de leerdoelen van de zaakvakken centraal. Tegenwoordig hoort taal er ook bij, met name in de vorm van schrijf- of presentatieopdrachten. Dat is een goede ontwikkeling, omdat kinderen hierdoor gaan schrijven over onderwerpen waarvan ze iets afweten, een voorwaarde voor goed schrijven. Echter ook hier lijkt het bij het schrijven meestal te gaan om doen, en niet om leren. De leerkracht kiest een opdracht waarvan hij of zij denkt dat die de kinderen zal aanspreken, geeft geen of minimale vorminstructie en ze gaan aan de slag met de uitvoering. Voorbeeld uit een IPC-unit over aardbevingen:
‘Link met taalvaardigheid: Lees de klas verhalen voor van overlevenden of vraag de kinderen hun eigen overlevingsverhaal te verzinnen. Zij kunnen de rol aannemen van overlevenden van een recente aardbeving of tsunami. Nodig ze uit hun verhaal te vertellen in de vorm van een stripverhaal, gedicht, lied, ooggetuigenverslag, nieuwsbericht, etc.’ (Uit IPC – Onze actieve planeet, Unit voor kinderen van 7 tot 9 jaar)
Om een dergelijke opdracht ook te kunnen zien als onderdeel van je taalonderwijs, gaat het er niet om dat kinderen een stripverhaal, een gedicht, een lied, een ooggetuigenverslag of een nieuwsbericht schrijven, maar om de manier waarop ze dat doen. Weten ze zelf al hoe ze zoiets kunnen aanpakken? Mogen ze iets bedenken en is alles dan goed? Moeten of mogen ze iets overnemen uit voorbeeldteksten en wat dan bijvoorbeeld? Kunnen ook de zwakkere schrijvers, de niet-lezers of de meertalige kinderen met zo’n opdracht uit de voeten? Hebben ze het al eens eerder gedaan en komen ze nu dan een stap verder? Zulke vragen zijn gericht op leren en zouden deel moeten uitmaken van lesvoorbereidingen. Dan moet je deze opdrachten natuurlijk wel serieus nemen als taalonderwijs.
Persoonlijk ben ik ervan overtuigd dat kinderen vanuit hun nieuwsgierigheid en onderzoekingsdrang heel veel al doende leren, vooral door hun nieuwe ervaringen te koppelen aan wat al in hun breinen aanwezig was. Bij schrijven gaat dat vooral om tekst-ervaring: ze schrijven door de taal te gebruiken die ze al kennen. Dat wil zeggen: schrijven in de spreektaal, de voorleestaal of de taal uit de teksten die ze zelf thuis en op school gelezen hebben. Hoe meer tekst-ervaring, hoe meer ideeën en keuzemogelijkheden bij het zelf schrijven van een tekst. Het is een wonder om te zien hoe sommige kinderen zelfstandig gebruikmaken van deze ervaring als ze zonder begeleiding schrijven. Maar het is alarmerend om te zien hoe andere kinderen totaal niet weten wat ze moeten doen bij een onbegeleide schrijfopdracht.
Het lijkt mij belangrijk om je als leerkracht bij het bedenken van schrijfopdrachten minder te richten op ‘doen’ en meer op ‘leren’. Dat leidt vanzelf ook tot meer instructie en begeleiding. Uit een opsomming van mogelijkheden, zoals in het voorbeeld hieronder uit een andere unit van IPC, kan je kiezen wat je belangrijk lijkt voor je groep om te leren. Ik heb vet gemarkeerd wat in deze unit de verwerkingsopdrachten zijn:
Iedere groep maakt…
- Een goede uitwerking in de vorm van een verslaglegging (rapport) van de hoofd- en deelvragen. Het rapport moet minstens bevatten:
- Een inleiding met daarin een korte samenvatting van onderzoeks- activiteit van dag 2.
- Een overzicht van de deelvragen met de antwoorden op die vragen. Iedere deelvraag is een titel van een “hoofdstuk”. Bedenk pakkende titels!
- Een artist impression van het terrein na de inrichting (digitaal?).
- Een pleidooi om vooral te kiezen voor de gekozen inrichting
- (Nederlands – argumenteren).
- Pakkende foto’s en andere afbeeldingen.
- Een presentatie van maximaal 5 – 6 minuten waarbij het de bedoeling is om de beheerders van het terrein (de gemeente?) te overtuigen op basis van het plan.
- Een logboek met de verdeling van de werkzaamheden.
Bron: https://curriculum10-14.nl/voorbeeldunits/
Elke opdracht vraagt om nadere uitleg, voorbeelden en instructie: wat is een inleiding en hoe kan je die schrijven? Wat is een overzicht of “hoofdstuk”? Een ‘artist impression’? Wat maakt een titel of een foto ‘pakkend’? Wat is een pleidooi en hoe schrijf je er een? Hoe zit een overtuigende presentatie in elkaar? Wat wordt hier precies bedoeld met logboek? Zonder onderwijs is het voor leerlingen onmogelijk om deze teksten te schrijven, laat staan er dan ook nog iets van te leren. En als een leerkracht zelf geen idee heeft wat precies bedoeld wordt, of aan welke criteria een te schrijven tekst moet voldoen, wordt onderwijs geven ook lastig.
Laat je echter niet ontmoedigen! Je hoeft geen volleerd taalkundige of schrijver te zijn om goed les te kunnen geven in schrijven. Probeer te bedenken aan welk aspect van schrijfvaardigheid je in je groep wilt werken. Echt niet alleen aan correcte spelling en interpunctie of het juiste aantal zinnen, denk ik zo. Teksten zijn goed als ze het beoogde doel bereiken, en schrijvers zijn vaardig als ze weten wat ze daarvoor met taal kunnen doen. Denken over tekstdoelen en bijbehorende tekstkenmerken is dus een eerste vereiste als je schrijflessen gaat ontwerpen. Hieronder geef ik een lijstje met vragen die je kunnen helpen om beter te bepalen wat kinderen bij een bepaalde schrijfopdracht moeten leren.
- Weten de kinderen genoeg af van het onderwerp?
- Wil ik met mijn groep op dit moment werken aan ontwikkeling van verhalend, feitelijk of waarderend schrijven?
- Welke verhalend/feitelijk/waarderend schrijfdoel (genre) past bij dit onderwerp, en welke tekstvorm?
- Wat hebben de kinderen al eerder gedaan binnen dit genre en welke aspecten van het genre vragen om meer oefening?
- Welke criteria met betrekking tot doel, structuur en toon van de tekst ga ik in deze opdracht centraal stellen en hoe ga ik daarop instructie en feedback geven?
Hierbij kan je iets hebben aan het nieuwste boek van Petra de Lint en mijzelf (getiteld Wat een goede tekst!) over criteria voor schrijven in tien genres in het basisonderwijs. Het kan je helpen om na te denken over vooruitgang in schrijven bij je leerlingen, over leren dus. Leren is: dat wat je bij de ene opdracht hebt geleerd, opnieuw uitvoeren bij een andere opdracht. In een recente publicatie over lezen heet dat ‘de generaliseerbaarheid van de aangeleerde vaardigheden’:
Idealiter verbetert de instructie niet alleen het lezen van de tekst(en) waarmee geoefend wordt maar ontwikkelt het duurzame vaardigheden die ook toepasbaar zijn tijdens het lezen van andere teksten.
Voor schrijven geldt precies hetzelfde: leren is niet steeds iets anders doen, maar steeds beter en bewuster hetzelfde doen (lees daarover mijn blog over transfer.) Beter worden in beeldende verhalen en vertellingen schrijven, beter worden in feitelijke informatie geven, beter worden in het verwoorden en beargumenteren van je gevoel of standpunt.
Laten we nog even terugkeren bij het leukheids-criterium. Is schrijven nog een beetje leuk voor kinderen, als we het meer gaan richten op leren? Daarover dit: er zijn vast kinderen die geen zin hebben om na te denken over schrijven, of zich te houden aan opdrachten. Dat zullen juist de schrijfvaardige, ‘creatieve’ en/of eigenwijze kinderen zijn (die overigens heus niet altijd goede teksten schrijven). Maar de vele kinderen die denken dat ze niet kunnen schrijven zullen gemotiveerder worden als ze gericht begeleid worden, de criteria herkennen en merken hoe ze vooruitgaan. Dit effect heb ik in mijn praktijk overal waargenomen. Leren motiveert.