De thema’s van de Kinderboekenweek blijken vaak irritatie op te roepen, heb ik gemerkt. Meestal om twee redenen: men vindt de thema’s te clichématig, of men vindt thema’s überhaupt onzin omdat het toch gaat om lezen en waarom moet dat ingeperkt worden tot lezen over een thema? Ook mijn blogs over de thema’s (bijvoorbeeld hier en hier) roepen vragen op: hoezo schrijven over het kinderboekenweekthema, het gaat toch over lezen? Toch voel ik me elk jaar weer geroepen om iets over het thema te posten. Enerzijds omdat ik merk dat heel veel scholen ineens met dat ene thema bezig zijn, en ik het een soort sport vind om een (meestal suf) thema op een niet clichématige, zinnige manier in te vullen. Anderzijds omdat ik ervan overtuigd ben dat schrijven en lezen elkaar versterken, en dat het dus helemaal niet raar is om tijdens de Kinderboekenweek met schrijven bezig te zijn.
Ik zal dit jaar proberen wat dieper in te gaan op die samenhang tussen lezen en schrijven. Dat doe ik in mijn eerstvolgende post. Nu eerst even het bijzonder clichégevoelige thema ‘Worden wat je wil’ onderzoeken. Ziehier een stukje uit een toelichting:
Dat dit helemaal niet waar is, is nog niet eens het grootste probleem. Een groter probleem vind ik dat het onvermijdelijk leidt tot het lastigvallen van kinderen met de vraag wat ze willen worden, of wat hun ‘talent’ is. En ook dat aangereikte boeken toch weer hoofdzakelijk gaan over astronauten, brandweer- of politiemannen, vloggers of profvoetballers.
Verhalen
Het gaat kennelijk vooral om ‘fantaseren’ over beroepen. Veel boeken gaan over spectaculaire avonturen of heel ongewone beroepen, waaronder zelfs ‘superhelden’ of tovenaars. Dat heeft te maken met het verhalende genre, denk ik. Het moet spannend zijn. In mijn eigen hoofd schieten meteen enkele verhalende klassiekers: Een ober van niks, over een ober die er niks van bakt maar toch nuttige eigenschappen blijkt te hebben; Otje, wiens vader kok is maar een zonder ‘papieren’, waardoor hij zijn werk kwijtraakt; of Het verhaal van Bobbel die in een bakfiets woonde en rijk wilde worden, over een meisje op zoek naar manieren om aan geld te komen. Beetje oude titels, maar leuk blijven ze. Hoe leuk zou het zijn om met kinderen naar aanleiding hiervan te praten over wat een beroep lastig maakt, wat je ervoor moet kunnen en welke beroepen passen bij waar jij goed in bent, hoe dat zit met papieren en diploma’s, wie je kent die heel veel verschillende baantjes, opleidingen of beroepen heeft gehad, vrijwilligerswerk doet of juist helemaal zonder opleiding in een vak gerold is. Hoe leer je eigenlijk een vak en wie heeft wel eens iets geleerd van iemand die ergens goed in was? Hoe kom je als kind aan geld?
Vertellingen
Er valt veel te vertellen over wat kinderen in hun dagelijkse omgeving meemaken met werkende mensen. Fantaseren is misschien helemaal niet nodig. Hieronder enkele vertelonderwerpen:
- Werk van mensen uit jouw familie en wat je daarvan hebt meegemaakt en weet
- Een keer dat je mee mocht naar het werk van een familielid
- Wat oudere broers, neven en nichten moeten doen in hun (bij)baantjes
- Mensen die je aan het werk hebt gezien in je huis, straat, buurt of stad
- Mensen die onbegrijpelijke/heel erg moeilijke dingen doen voor hun werk
- Werk in het huishouden en hoe dat gaat in jouw huis
- Mensen die je kent die werken met (kleine) kinderen
- Een keer dat je iemand in de gezondheidszorg hebt zien werken
- Speciale werkkleding die je wel eens gezien of aangehad hebt
In een taalronde in groep 4 over beroepen in je omgeving vertelden kinderen over de meest uiteenlopende werkzaamheden van familieleden: folders of pakketjes rondbrengen met een bus, een dak repareren, deegmachines bedienen, computers repareren, taxibusjes rijden, kabels leggen, schoonmaken in schoolgebouwen, containers leegmaken. Op vragen naar wat ze van die werkzaamheden gezien hebben komen allerlei details: ‘Mijn broer bezorgt een gids maar hij heeft ontslag genomen, hij kreeg minder geld.’ ‘Ik mocht met mijn moeder mee om klassen te stofzuigen.’ ’Mijn vader was op het dak aan het kitten’. De kinderen stellen elkaar vragen maar brengen elkaar ook op nieuwe ervaringen met werkende mensen.
Een interessant onderwerp voor kinderen is ook: hoe je aan geld kunt komen. Werk is tenslotte voor de meeste mensen niet zozeer zelfontplooiing, als wel een manier om je brood te verdienen. Of om rijk te worden, zoals Bobbel wil. Ook kinderen proberen soms iets te verdienen, zodat ze iets kunnen kopen of ergens voor sparen. Een taalronde over geld verdienen kan interessante gesprekken opleveren over allerlei klusjes die je gedaan hebt en situaties daaromheen. Of heel andere manieren om aan geld te komen: vinden, krijgen, stelen, sparen, winnen, iets verkopen.
Waar je over kunt vertellen, daarover kan je ook schrijven. Vertellend schrijven over je eigen ervaringen en waarnemingen, dat ligt dichtbij en bijna iedereen kan het zonder veel instructie via de werkwijze van de taalronde.
Feitelijke beschrijvingen
In de lijsten met thematitels zag ik naast de astronauten- en detectiveboeken ook een aantal meer realistische informatieve boeken, waarin allerlei hedendaagse beroepen beschreven worden, zoals stemacteur, medisch illustrator, geldverwerker of trouwambtenaar. Hier vind je naast verhalende teksten ook teksten in het feitelijke genre: doel is dan het geven van feitelijke informatie over wat een beroep inhoudt. Daarin is niet alleen de informatie interessant, maar ook de manier waarop die is opgeschreven.
In het boek Weet je wat ik worden wil bevat het verhaal ‘Professor B onderzoekt het meest bijzondere beroep’ van Esther Walraven korte beschrijvingen van beroepen. Hoewel dat in de ik-vorm gebeurt – een beoefenaar van een bepaald beroep vertelt gedetailleerd over wat zijn of haar werk inhoudt – zijn het toch geen vertellingen, zoals in de voorbeelden hierboven. De kern van de tekst is feitelijk beschrijvend; alleen hier en daar komt er een persoonlijke ervaring bij.
De teksten maken de indruk van gesproken taal, door de namen met dubbele punt aan het begin en de aanhalingstekens: een soort interviews. Ze zouden als voorbeelden kunnen dienen voor kinderen die volwassenen in hun omgeving interviewen over hun werk, en de verzamelde informatie moeten omzetten in een kort beschrijvend tekstje, waarin nog wel de uitspraken van de geïnterviewde herkenbaar moeten zijn.
Bij het uitpluizen van de tekstvoorbeelden is het belangrijk dat een leerkracht bedenkt waarop hij/zij de aandacht van de jonge schrijvers wil vestigen. Welke zinnen zijn interessant, en waardoor komt dat? Hoe gedetailleerd zijn de zinnen? Welke zinnen maken het stukje persoonlijk? Welke informatie is belangrijk? Wat daarvan ga je zelf toepassen in de tekst op basis van het interview dat je hebt gehouden met iemand in je omgeving? Hierover kan je gesprekken voeren, terwijl je met zijn allen naar de tekst kijkt op het digibord. Een super leerzame dubbele schrijf- en leesopdracht voor bovenbouwers!
In plaats van op interviews, kan je met je groep ook werken aan een puur feitelijke beschrijving van een beroep in verschillende paragrafen. Dan is het belangrijk om vooraf met de kinderen te praten over wat er allemaal interessant zou kunnen zijn aan een beroep. Wat zou je erover willen weten? Wat is voor een lezer interessant? Welke deelaspecten kunnen er in de tekst komen en welke tussenkopjes kan je daarbij gebruiken? Hoe hebben de schrijvers dat gedaan in de gelezen boeken? Welke kopjes ga je zelf gebruiken? Dat hoeft niet voor iedereen hetzelfde te zijn. Wel belangrijk: beginnen met een inleidende paragraaf: wat is/wat doet een [beroep]? Kan dat kopje ook zonder vraagteken? Even kijken in de teksten die we hebben gelezen. Zo koppel je lezen en schrijven direct aan elkaar.
Beschouwingen
Tot slot: ook waarderend schrijven over een beroep kan leuk en leerzaam zijn. Het komt nog het dichtst in de buurt van het ‘fantaseren over wat je wilt worden’. Stel je eens voor dat je een bepaald beroep zou hebben, wat zouden daarvan voor- en nadelen zijn? Wat lijkt je er leuk aan, wat minder? Doe bijvoorbeeld in een bovenbouwgroep een vertelronde over beroepen van ouders en bespreek zoveel mogelijk details daarvan. Bespreek daarna de vraag: wat als jij dat werk later zou moeten doen? Opnieuw een gespreksronde. Hierna maken kinderen lijstjes in twee kolommen: plus- en minpunten. Doe zelf als leerkracht mee, en gebruik je eigen ervaring als basis voor het samen hardop denkend schrijven van een beschouwing. Werk met hulpzinnetjes die alle kinderen in hun tekst kunnen gebruiken, en die zorgen voor een goede opbouw en samenhang:
Alinea 1:
Mijn vader/moeder/oom is ………………………. (beroep)
Maar het is de vraag of ik ook (beroep) wil worden.
Alinea 2:
Aan de ene kant ……
Alinea 3:
Aan de andere kant …..
Alinea 4:
Hoewel ……….. (nadeel of voordeel), wil ik het toch niet/wel, want ………………………..
Dit lijkt heel erg sturend, maar is een vorm van scaffolding die kinderen houvast geeft bij de schrijfopdracht en tegelijk de vrijheid om de tekst met eigen inhoud in te vullen. Daarnaast is het een vorm die ook bij beschouwingen over een ander onderwerp gebruikt kan worden.
Hoe dit te koppelen aan lezen? Door bijvoorbeeld in leesteksten te zoeken naar wat mensen in dat beroep zelf zeggen over voor- en nadelen ervan, fijne en minder fijne dingen, en uit welke zinnetjes of woorden dat blijkt. Die zinnetjes verzamelen, en op het digibord met elkaar vergelijken. Zo krijg je voorbeelden van hoe je je waardering van een beroep kunt verwoorden.
Met jonge kinderen kan je natuurlijk net zo goed over de leuke en minder leuke kanten van een beroep praten, en zo’n voor- en nadeel in twee tekenkaders laten tekenen. Bijschrijven, voorlezen en hierover in de kring laten vertellen.
Zo borrelen er weer heel wat schrijfmogelijkheden op bij mij. Ik heb nog niet eens geschreven over instructies schrijven: een belangrijke handeling die je binnen een bepaald soort werk moet uitvoeren, en hoe moet je die doen? Of: je bij geschiedenis verdiepen in kinderarbeid die ruim honderd jaar geleden nog heel veel voorkwam in Nederland en waarover in 1874 een belangrijke wet werd ingevoerd die kinderarbeid in fabrieken verbood. Twee teksten hierover lezen en een filmpje kijken. Aansluitend schrijven over wat je gelezen en gezien hebt. Zoek bijvoorbeeld hier materiaal.
Ik ben benieuwd wat er nog meer mogelijk is met lezen + schrijven over beroepen, en houd me aanbevolen voor jullie ideeën en ervaringen!
Dank voor je ideeën, Suzanne! Ik was al bezig met een lesvoorbereiding en met deze input maak ik mijn Taalronde veel sterker, denk ik. Ik ga hem tijdens de Kinderboekenweek met plezier in groep 4 geven.