Romeinen zijn superleuk, oftewel: schrijven over themaperiodes en projecten

Leerkrachten die zelf schrijflessen ontwerpen beginnen altijd bij de inhoud, oftewel de onderwerpen waarover ze de kinderen willen laten schrijven. Daarbij is het belangrijkste criterium of de kinderen er genoeg van afweten. In mijn ogen zijn er altijd heel veel mogelijke onderwerpen, ervaringsgerichte en kennisgerichte. Soms hoef je echt niet ver te zoeken, bijvoorbeeld tegen het einde van een themaperiode of een project. Dan zijn de kinderen vol van alles wat ze gedaan en geleerd hebben. Wat ligt meer voor de hand dan ze te laten schrijven over het project?

Het lijkt eenvoudiger dan het is. Kinderen gewoon de opdracht geven om ‘een verslag te schrijven’ over wat ze gedaan en geleerd hebben is een voorbeeld van niet goed doordacht schrijfonderwijs. Het lijkt een duidelijke en niet al te moeilijke opdracht. Maar in feite laat je dan aan de kinderen over om te bedenken wat ze moeten doen en zie je bij het nakijken een groot verschil tussen de belezen en taalvaardige kinderen en de kinderen die geen idee hebben wat van ze gevraagd wordt en weinig tekstkennis hebben om op terug te vallen. Wat dan kan optreden is een verschijnsel dat je in veel traditioneel schrijfonderwijs tegenkomt: kinderen pas na afloop van het schrijven vertellen wat ze hadden moeten doen. En zelf, als leerkracht, ook pas na het zien van de kinderteksten beseffen wat de succescriteria voor de tekst eigenlijk zijn en welke instructie je had moeten geven.

Om deze schrijfopdracht tot goed schrijfonderwijs te maken, helpt het om vooraf meer na te denken over de opdracht. Daarbij kan iets meer kennis van verschillende genres je richting geven. Teksten verschillen van elkaar door hun verschillende doelen, en die doelen bepalen bijvoorbeeld welke tekststructuur en toon een schrijver kan gebruiken. Met welk doel wil je de kinderen aan het schrijven krijgen over een themaperiode? Moeten ze een chronologisch verslag geven van wat er allemaal gebeurd is in die periode? Moeten ze weergeven wat ze over het thema geleerd hebben? Moeten ze hun mening, gedachte of gevoel over het project verwoorden? Gaat het om een puur persoonlijke ervaring uit die periode? Of wil je een combinatie van deze doelen?

Een duidelijke keuze maakt dat je kunt bepalen aan welke concrete succescriteria de tekst moet voldoen. Deze criteria geven vervolgens ook richting aan je instructie en je feedback op de teksten. Als je de keus aan de kinderen laat, ga je zoveel verschillende dingen in de teksten terugzien, dat het moeilijk wordt om leerzame feedback te geven. Dan wordt het al gauw ‘mooi’, ‘goed gedaan’ of ‘grappig’, en kunnen kinderen hooguit nog even kijken naar punten en hoofdletters. Daar leren ze weinig van.

Ik geef hieronder vier mogelijke schrijfdoelen (genres) als het gaat om schrijven over een afgelopen themaperiode of project. Bij elk genre geef ik aan om welke succescriteria het in dat genre gaat en welke vragen je kunt stellen ter voorbereiding van het schrijven. Let op: niet alle succescriteria hoeven tegelijk aan de orde te komen, en het is vaak effectief om zelf of samen met de kinderen nog andere succescriteria te formuleren. Ook daarvan geef ik voorbeelden. Je kiest zelf de succescriteria, op grond van wat je belangrijk vindt dat jouw leerlingen van deze opdracht gaan leren.

  1. Schrijven over het verloop van het werken aan het thema (genre: Verslag)

Hier gaat het erom dat kinderen terughalen wat er allemaal is gebeurd en gedaan tijdens de themaperiode en bepalen wat ze daarvan belangrijk vinden. Het doel is dit in de juiste volgorde en begrijpelijk op te schrijven voor een lezer die er niet bij was. Details maken het verslag leuker om te lezen. Een afsluiting kan, maar hoeft niet. Belangrijk is om erop te wijzen dat ze niet hoeven op te schrijven wat ze ervan vonden. Eventueel kan dit laatste aan het einde nog worden toegevoegd.

Vragen voor voorafgaand gesprek:

  • Wat hebben we ook weer allemaal gedaan in deze periode? Je kunt een lijstje laten maken en in een tijdlijn zetten.
  • Waarmee begon het project en waarmee eindigde het?
  • Welke activiteiten horen bij elkaar?
  • Hoe gingen die activiteiten precies?
  • Hoe verliep het proces van samenwerken en/of alleen werken?
  • Wat was het effect/gevolg van de activiteiten?

Succescriteria voor het genre:

  • Structuur van de tekst: inleiding of inleidende zinnen, gevolgd door reeks gebeurtenissen in juiste chronologische volgorde;
  • Duidelijke en/of prikkelende inleiding, in dit geval over de themaperiode of het project;
  • Op passende wijze aangeven van tijdsvolgorde;
  • Objectieve toon, maar ‘we hebben …. gedaan’ mag wel;
  • Relevante details, dat wil zeggen: bepaal wat je relevant/belangrijk vindt om gedetailleerd te beschrijven;
  • Passende school- en vaktaal over het thema.

Mogelijke extra criteria:

  • Een persoonlijke afsluiting met kort iets over wat het jouzelf heeft opgeleverd of wat je is bijgebleven.
  • Een kort extra paragraafje met een opsomming van nieuwe dingen die je tijdens het project geleerd hebt, zonder uitweiding.

2. Schrijven over de kennis die is opgedaan tijdens het werken aan het thema (genre: Beschrijving)

Hier gaat het puur om het weergeven van de tijdens het project opgedane kennis. Die moet bondig, objectief (doorgaans zonder ik-vorm) en overzichtelijk worden opgeschreven. Het belangrijkste voorwerk bestaat uit het maken van een lijstje kennisfeiten die de kinderen zich nog herinneren, en deze te clusteren tot hoofdonderwerpen en deelonderwerpen die daaronder kunnen vallen, bijvoorbeeld met behulp van een structuurschema. Dit doen kinderen meestal niet uit zichzelf en ‘modelen’ is dus nodig voor ze gaan schrijven. De tekst gaat expliciet niet over het verloop van de themaperiode of meningen daarover. Ook dat moet herhaald duidelijk worden gemaakt.

Vragen voor voorafgaand gesprek:

  • Over welke onderwerpen heb je nieuwe dingen geleerd?
  • Wat weet je nog over elk onderwerp en wat weten je klas-/groepsgenoten nog?
  • Welke drie onderwerpen kies je om over te schrijven?
  • Wat daarvan vind je speciaal interessant en wat was nieuw voor jou?

Succescriteria voor het genre:

  • Structuur van de tekst: inleiding > deelonderwerpen;
  • Duidelijke inleiding, in dit geval over de themaperiode of het project;
  • Goede paragrafen over deelonderwerpen, bijvoorbeeld minimaal drie;
  • Objectieve en bij de doelgroep passende toon (probeer ‘ik’ te vermijden);
  • Relevante details, dat wil zeggen: bepaal wat je relevant/belangrijk lijkt bij dit onderwerp;
  • Passende school- en vaktaal over het thema en de deelonderwerpen.

Mogelijke extra criteria:

  • Een persoonlijke afsluiting met kort iets over wat nieuw voor je was en wat je er nu over denkt;
  • Een korte evaluatie van dit project: wat vind je achteraf van het geheel?

3. Schrijven over wat je terugkijkend vindt en denkt over dit project (genre: Respons)

Hier gaat het er vooral om dat kinderen hun eigen reactie, gevoel of gedachte over de afgelopen themaperiode en over het onderwerp verwoorden. Dat is niet helemaal hetzelfde als een ‘mening geven’. Het is belangrijk om voorafgaand tijdens een groepsgesprek het verschil tussen mening, gedachte, gevoel en reactie te bespreken, en dan speciaal met betrekking tot dit onderwerp. Ook belangrijk is het onderscheid tussen feiten (wat is er feitelijk gebeurd, gedaan, geleerd?) en meningen/reacties (wat vond je daarvan en denk je daar achteraf over?). Tot slot is ook het vinden van alternatieven voor het woord ‘leuk’ van belang. In feite schrijven kinderen een recensie over de themaperiode en kunnen ze de kerncriteria voor het genre respons daarbij volgen.

Vragen voor voorafgaand gesprek:

  • Over welke onderwerpen heb je nieuwe dingen geleerd?
  • Vond je sommige activiteiten of onderwerpen speciaal interessant of leuk, en hoe kwam dat?
  • Wat bleek onverwacht leuk om te doen, wat dacht je dat je niet kon of wist, wat was eerst echt moeilijk of saai en daarna toch wel leuk, etcetera.
  • Wat ging mis of gewoon niet zo lekker en waardoor kwam dat?
  • Met wie heb je goed kunnen samenwerken en hoe kwam dat?
  • Wat vind je dat de juf/meester echt goed of leuk gedaan heeft?
  • Wat had je zelf beter kunnen doen?
  • Over welke onderwerpen zou je nog meer willen leren en hoe kan je dat aanpakken?
  • Wat zou je leuk vinden om nog eens te doen in een volgende themaperiode en wat anders of beslist niet?

Succescriteria voor het genre:

  • Structuur van de tekst: oriëntatie > feitelijke beschrijving > evaluatie;
  • Inleiding waarin vooral informatie en aanleiding, dus over hoe dat zit met themaperiodes en projecten op jullie school;
  • Na de inleiding een korte feitelijke samenvatting (in één alinea) van het hele project / de hele themaperiode en wat jij daarin hebt gedaan;
  • Hierna met passend taalgebruik je eigen mening of gevoel of gedachten weergeven en toelichten, dus goed bedenken welke woorden je kiest en toelichten wat je daarmee bedoelt. Het kan over meerdere situaties en aspecten gaan.

Mogelijke extra criteria:

  • Een illustratie: tekening van een geslaagde en een minder geslaagde situatie uit de themaperiode.

4. Schrijven over iets dat gebeurde tijdens deze themaperiode (genre: Vertelling)

Hier gaat het om een enkele gebeurtenis tijdens de themaperiode die je nog goed bijstaat. Het gaat om iets kleins dat op een dag gebeurde, een moment waarover je gedetailleerd kunt vertellen. Het hoeft niet spannend, grappig of bijzonder te zijn. Het kan ook niks met het thema te maken hebben. Voorbeelden: iets dat gebeurde tijdens een excursie of het uitvoeren van een buitenschoolse opdracht, een geslaagd of minder geslaagd samenwerkingsmoment met een klasgenoot, een onverwachte gebeurtenis, een gesprekje dat je met iemand had, iets dat de juf deed, hoe je een opdracht hebt uitgevoerd, iets dat je waarnam en hoe het eruitzag. In een taalronde kunnen zulke gebeurtenissen besproken en op een lijstje verzameld worden voordat je er een kiest om over te schrijven.

Vragen voor voorafgaand gesprek:

  • Wie heeft ook iets gezien of gehoord tijdens de reis naar ….?
  • Wie heeft ook hard gewerkt, waaraan precies en hoe?
  • Wie heeft met iemand anders gepraat over hoe je iets moest aanpakken?
  • Bij wie lukte iets goed / niet zo goed en hoe dan?
  • Wie had een verschil van mening of ruzietje met iemand?
  • Wat gebeurde er in (de bus, de bieb, het park) of bij (het knutselen, het zoeken op de computer, het maken van aantekeningen, het bezoek van een gast)?
  • Wie heeft ook ….. (vraag specificeren naar iets dat alle kinderen gedaan hebben tijdens de themaperiode)

Succescriteria voor het genre:

  • Structuur: oriëntatie > chronologie van gebeurtenissen > eventueel persoonlijk commentaar;
  • Consequent gebruik van verleden tijd of tegenwoordige tijd;
  • Chronologie en gebruik van gevarieerde aanduidingen van tijd;
  • Beeldende en precieze beschrijvingen, dus zo gedetailleerd dat je het helemaal voor je kunt zien.

Mogelijk extra criterium:

  • Teken de situatie zo precies/gedetailleerd mogelijk.

5. Combinatie van deze vier genres in één tekst

Het is ook mogelijk om een tekst samen te stellen uit alle vier de bovengenoemde genres, elk ondergebracht in een andere paragraaf en voorzien van een algemene inleiding over het project. Dan is een heel duidelijke instructie met voorbeelden bij elk van de vier paragrafen heel belangrijk, om te voorkomen dat alles door elkaar gaat lopen. Elke paragraaf kan dan apart besproken en gereviseerd worden op de voor die paragraaf geldende criteria.

Tot slot. Op deze manier leer je als leerkracht bewuster werken aan tekstinzicht en schrijfvaardigheid van je leerlingen, en leren je leerlingen beter schrijven.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.